ECLI:NL:RVS:2005:AT7984

Raad van State

Datum uitspraak
17 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502999/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • F.W.M. Kooijman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuring bestemmingsplan door de Raad van State

Op 17 juni 2005 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Heilig Hartplein e.o., herziening NCB-laan" dat op 8 juli 2004 door de gemeenteraad van Veghel was vastgesteld. Verzoekers, wonend in de nabijheid van de geplande bouwlocatie, hebben bezwaar gemaakt tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, dat op 15 februari 2005 werd verleend. Zij vreesden voor geluidshinder door een nabijgelegen industrieterrein en stelden dat de gemeenteraad niet voldoende rekening had gehouden met hun bezwaren, waaronder de bebouwingshoogte en de financiële uitvoerbaarheid van het plan.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 31 mei 2005. Tijdens deze zitting zijn de verzoekers vertegenwoordigd door hun advocaat, terwijl de gemeenteraad van Veghel en de verweerder, het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, ook aanwezig waren. De Voorzitter heeft overwogen dat de verzoekers niet in hun zienswijze hadden aangegeven dat zij bezwaren hadden tegen de geluidshinder, maar dat dit argument niettemin in de beoordeling moest worden meegenomen. De Voorzitter concludeerde dat er onvoldoende gegevens waren om de geluidssituatie adequaat te beoordelen en dat er twijfels bestonden over de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene appartementen.

Daarom heeft de Voorzitter besloten om het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant te schorsen, in afwachting van de bodemprocedure. Tevens is de provincie Noord-Brabant veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers en het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige afweging van belangen bij de goedkeuring van bestemmingsplannen, vooral in situaties waar geluidshinder en andere milieuaspecten een rol spelen.

Uitspraak

200502999/2.
Datum uitspraak: 17 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], allen wonend te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2004 heeft de gemeenteraad van Veghel, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 mei 2004, het bestemmingsplan "Heilig Hartplein e.o., herziening NCB-laan" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 15 februari 2005, no. 1016556, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 6 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 7 april 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 6 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 7 april 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 mei 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. drs. H.A. Pasveer, advocaat te Den Bosch, zijn verschenen.
Voorts zijn daar gehoord de gemeenteraad van Veghel, vertegenwoordigd door mr. drs. D.J.A. de Swaef, ambtenaar van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door Th.C.F. Hanegraaf, gemachtigde.
Verweerder is met bericht van afwezigheid niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Met het plan wordt onder meer beoogd de bouw van 34 appartementen aan de NCB-laan 7 mogelijk te maken.
2.3.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de plandelen met de bestemming "Gestapelde woningen, W(g)" aan de NCB-laan 7 en de bestemming "Verkeersdoeleinden, V" aan de Wilhelminalaan voorzover hierdoor woningbouw en daarmee samenhangende voorzieningen nabij hun woningen worden mogelijk gemaakt.
Zij voeren aan dat verweerder hun bedenking inzake geluidhinder vanwege het nabijgelegen industrieterrein ten onrechte niet heeft behandeld. Verder wijzen verzoekers erop dat de voorziene appartementen binnen de geluidszone rond dit industrieterrein zijn voorzien, terwijl ten tijde van het nemen van het bestreden besluit de milieuvergunning van het te saneren bedrijf niet was ingetrokken. Bovendien is zowel planologisch, als milieuhygiënisch de vestiging van een andere grote lawaaimaker op het bedrijventerrein niet uitgesloten.
Verder kunnen zij zich niet verenigen met de bebouwingshoogte en -breedte. Tevens is het plan volgens verzoekers in strijd met de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Veghel-Centrum.
Daarnaast vrezen zij voor aantasting van hun privacy en stellen zij dat verweerder hun bezwaar inzake de financiële uitvoerbaarheid van het plan ten onrechte heeft verworpen met een verwijzing naar ten tijde van het nemen van het bestreden besluit toekomstige wetgeving.
2.4.    Verweerder heeft geen reden gezien deze plandelen in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht te achten en heeft in zoverre goedkeuring verleend.
Verweerder stelt dat nu verzoekers het bezwaar inzake geluidhinder niet in hun zienswijzen hebben aangevoerd, dit bezwaar niet behoeft te worden behandeld. Niettemin heeft verweerder overwogen dat het plangebied weliswaar binnen de vastgestelde zone rond het industrieterrein NCB-laan ligt, maar dat de milieubelasting op de voorziene appartementen onder de 50 dB(A) zal blijven. Hij heeft daarbij betrokken dat een grote lawaaimaker op het bedrijventerrein zijn activiteiten grotendeels zal staken, waarna het college van burgemeester en wethouders de milieuvergunning zal intrekken. Het andere op het bedrijventerrein aanwezige bedrijf zal maatregelen treffen ter beperking van het industrielawaai, aldus verweerder.
Hij acht de bebouwingsmogelijkheden die het plan biedt niet te grootschalig en is van mening dat de gemeenteraad voldoende heeft gemotiveerd waarom op enkele punten van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Veghel Centrum wordt afgeweken. Volgens verweerder zal de privacy van verzoekers niet onevenredig worden aangetast en bestaan geen redenen om aan de financiële uitvoerbaarheid van het plan te twijfelen.
2.5.    Niet in geschil is dat verzoekers het argument inzake geluidhinder vanwege het industrieterrein niet in hun zienswijze naar voren hebben gebracht. Zij zijn in hun zienswijze wel tegen de plandelen opgekomen die voorzien in woningbouw aan de NCB-laan 7 en de daarbij behorende voorzieningen aan de Wilhelminalaan. Voorzover het genoemde argument betrekking heeft op deze plandelen, is de Voorzitter van oordeel dat het argument aan het beroep tegen deze plandelen moet worden toegerekend en mitsdien in aanmerking genomen dient te worden. Verweerder heeft in het bestreden besluit onder het kopje "Beoordeling bestemmingsplan" aan de aspecten inzake geluidhinder ambtshalve aandacht besteed.
2.6.    De Voorzitter overweegt dat hij over onvoldoende gegevens beschikt om het bezwaar met betrekking tot de geluidssituatie vanwege het industrieterrein goed te kunnen beoordelen.
Uit de stukken is af te leiden dat de appartementen binnen de geluidszone van een gezoneerd bedrijventerrein zijn voorzien. Op dit terrein bevinden zich de bedrijven "CHV" en "DMV International B.V.". Volgens de stukken zal CHV zijn bedrijfsactiviteiten ter plaatse grotendeels staken. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het college van burgemeester en wethouders ten tijde van het nemen van het bestreden besluit de milieuvergunning van CHV niet heeft ingetrokken, zodat het bedrijf zijn activiteiten ter plaatse kan voortzetten.
Het bestemmingsplan dat betrekking heeft op het bedrijventerrein sluit volgens mededeling van de gemeenteraad de nieuwvestiging van zogenoemde "A-inrichtingen" niet uit. Indien de feitelijke geluidsbelasting op de zonegrens de 50 dB(A) niet te boven gaat is er, gelet op het uit de Wet milieubeheer voortvloeiende beoordelingskader voor gezoneerde industrietereinen, uit een oogpunt van geluidhinder in beginsel geen grond om een milieuvergunning te weigeren.
Gelet op het vorenstaande betwijfelt de Voorzitter of bij het nemen van het bestreden besluit voldoende zekerheid bestond dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene appartementen kon worden gegarandeerd. Hij sluit niet uit dat het bestreden besluit in de bodemprocedure zal worden vernietigd. In afwachting van de behandeling van de bodemprocedure dienen onomkeerbare ontwikkelingen die in strijd kunnen komen met de beslissing in de bodemprocedure, te worden voorkomen. Derhalve ziet hij aanleiding het bestreden besluit bij wijze van voorlopige voorziening in zoverre te schorsen.
Gelet op het vorenstaande behoeven de overige bezwaren thans geen bespreking.
2.7.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 15 februari 2005, no. 1016556, voorzover het de plandelen met de bestemming "Gestapelde woningen, W(g)" aan de NCB-laan 7 en de bestemming "Verkeersdoeleinden, V" aan de Wilhelminalaan betreft;
II.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Brabant aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
III.    gelast dat de provincie Noord-Brabant aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Kooijman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2005
177-425.