ECLI:NL:RVS:2005:AT8083

Raad van State

Datum uitspraak
2 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503880/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen vergunning voor loonwerkersbedrijf en foeragehandel

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 juni 2005 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die bezwaar maakte tegen een vergunning die op 22 maart 2005 was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Elburg. Deze vergunning betrof het veranderen van een inrichting op een perceel in Elburg naar een loonwerkersbedrijf en foeragehandel. De vergunninghouder had de vergunning gekregen op basis van de Wet milieubeheer, en het besluit was op 23 maart 2005 ter inzage gelegd.

De verzoeker heeft op 29 april 2005 beroep ingesteld tegen het besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, specifiek gericht op de geluidsvoorschriften die aan de vergunning waren verbonden. Tijdens de zitting op 30 mei 2005, waar zowel de verzoeker als de vertegenwoordiger van de verweerder aanwezig waren, heeft de Voorzitter de argumenten van beide partijen gehoord. De verzoeker stelde dat de geluidsvoorschriften niet correct waren vastgesteld en dat het akoestisch rapport niet de juiste situatie weergaf.

De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij concludeerde dat er onvoldoende aanleiding was om het verzoek om schorsing van de geluidsvoorschriften toe te wijzen. De Voorzitter wees het verzoek af, waarbij hij opmerkte dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 juni 2005.

Uitspraak

200503880/2.
Datum uitspraak: 2 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Elburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 maart 2005, kenmerk 2074, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder], een vergunning verleend voor het veranderen van de inrichting op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Elburg, sectie […], nummers […], […] en […] (ged.), in een loonwerkersbedrijf en foeragehandel. Dit besluit is op 23 maart 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 29 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 2 mei 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 24 mei 2005. Bij brief van 29 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 2 mei 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 mei 2005, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. A. van der Leest, advocaat te Leeuwarden, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. M.P. de Lange, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoeker verzoekt de Voorzitter bij wijze van een voorlopige voorziening de bij besluit van 22 maart 2005 verleende vergunning wat betreft de geluidsvoorschriften te schorsen, totdat in de bodemprocedure is beslist op het daartegen door hem ingestelde beroep.
2.3. Verzoeker stelt dat verweerder inzake de geluidsvoorschriften ten onrechte aansluiting heeft gezocht bij de concept-Nota geluid en vergunningverlening (hierna: de concept-Nota), omdat deze niet op de voorgeschreven wijze zou zijn vastgesteld.
2.3.1. De Voorzitter overweegt dat eerst bij de behandeling van de bodemprocedure kan worden vastgesteld of verweerder aansluiting mocht zoeken bij de concept-Nota. Vooralsnog ziet de Voorzitter onvoldoende aanleiding op de beoordeling in de hoofdzaak vooruit te lopen en het verzoek om deze reden toe te wijzen.
2.4. Verzoeker voert aan dat in het akoestisch rapport niet stoelt op de juiste situatie met betrekking tot de constructie van de schuur achter zijn woning en de afstand tussen die schuur en zijn woning.
2.4.1. De Voorzitter overweegt dat ook als de bedoelde situatie niet (geheel) juist is weergegeven, dan nog niet valt in te zien dat het akoestisch rapport onjuist zou zijn. Hij ziet dan ook geen aanleiding hierin voor toewijzing van het verzoek.
2.5. Voorzover verzoeker betoogt dat verweerder in zijn besluit geen rekening mocht houden met verkregen rechten ter zake van de inrichting, overweegt de Voorzitter dat, te meer nu ter zitting naar voren is gekomen dat de woonlocatie van verzoeker voorheen onderdeel uitmaakte van de inrichting, dit betoog niet voldoende is onderbouwd.
2.6. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Sparreboom
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2005
195-424.