ECLI:NL:RVS:2005:AT8736

Raad van State

Datum uitspraak
27 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502998/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestuurlijke handhavingsmiddelen

Op 4 april 2005 heeft verzoeker een bezwaarschrift ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen voor een inrichting op het adres 2e Tiefelaarsestraat 2 te Neerijnen. Dit bezwaarschrift is bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2005. De Voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 15 juni 2005, waarbij verzoeker in persoon aanwezig was, bijgestaan door J. Boer, en verweerder vertegenwoordigd was door mr. R.J. Rigterink, ambtenaar van de provincie.

De Voorzitter overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens wordt in artikel 18.14 van de Wet milieubeheer gesteld dat een ieder een bestuursorgaan kan verzoeken om een beschikking te geven met betrekking tot bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom. De Voorzitter stelt vast dat verzoeker op 21 november 2004 een verzoek heeft ingediend voor bestuurlijke handhavingsmiddelen, en dat verweerder in een brief van 13 december 2004 heeft aangegeven geen overtreding te hebben geconstateerd en derhalve niet handhavend te zullen optreden.

De Voorzitter concludeert dat het besluit van verweerder binnen de wettelijke termijn is genomen, en dat er derhalve geen sprake is van het niet tijdig nemen van een besluit. Op basis van deze overwegingen wijst de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2005.

Uitspraak

200502998/1.
Datum uitspraak: 27 juni 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij brief van 4 april 2005 heeft verzoeker een bezwaarschrift ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot een inrichting op het adres 2e Tiefelaarsestraat 2 te Neerijnen.
Bij brief van 4 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 juni 2005, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door J. Boer, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. R.J. Rigterink, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over beroep met een besluit gelijkgesteld: het niet tijdig nemen van een besluit.
Ingevolge artikel 18.14 van de Wet milieubeheer kan een ieder aan een bestuursorgaan dat bevoegd is tot toepassing van bestuursdwang, oplegging van een last onder dwangsom of intrekking van een vergunning of ontheffing, verzoeken een daartoe strekkende beschikking te geven.
Ingevolge artikel 18.16, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer, voorzover hier van belang, wordt de beschikking op een overeenkomstig artikel 18.14, eerste lid, gedaan verzoek zo spoedig mogelijk gegeven, doch uiterlijk vier weken na de datum waarop het verzoek is ontvangen.
2.2.    Gelet op het verhandelde ter zitting gaat de Voorzitter ervan uit dat tussen partijen niet meer in geschil is dat verzoeker op 21 november 2004 heeft verzocht om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen als bedoeld in artikel 18.14, eerste lid, van de Wet milieubeheer. De Voorzitter is van oordeel dat een (afwijzend) besluit op dit verzoek is vervat in een brief van verweerder aan verzoeker van 13 december 2004. In deze brief stelt verweerder immers geen overtreding te hebben geconstateerd en derhalve niet handhavend te zullen optreden.
De Voorzitter stelt vast dat het besluit binnen de in artikel 18.16, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer genoemde termijn is genomen en dat er derhalve, anders dan verzoeker meent, geen sprake is van het niet tijdig nemen van een besluit.
2.3.    Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink    w.g. Van der Zijpp
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2005
262-415.