ECLI:NL:RVS:2005:AT8737
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- E.M.H. Hirsch Ballin
- J.M. Leurs
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake milieuvergunning voor composteerinrichting
Op 15 maart 2005 verleende het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland een vergunning aan [vergunninghoudster] voor het oprichten en in werking hebben van een composteerinrichting voor 10.000 ton groenafval per jaar, gelegen op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 25 maart 2005 ter inzage gelegd. Verzoekers, wonend te [woonplaats], hebben op 28 april 2005 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzochten de Voorzitter om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 6 juni 2005, waar verzoekers en vertegenwoordigers van verweerder en vergunninghoudster aanwezig waren.
De Voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Verzoekers stelden dat de milieuvergunning onder valse voorwendselen was aangevraagd, omdat de inrichting niet volgens de aangevraagde composteermethode A zou werken, maar volgens methode B. De Voorzitter concludeerde dat de beroepsgrond niet slaagde, omdat de Algemene wet bestuursrecht mogelijkheden biedt om naleving van de vergunningvoorschriften af te dwingen.
Daarnaast vreesden verzoekers geurhinder, aangezien hun woning zich binnen 400 meter van de composteerinrichting bevindt. Verweerder had echter op basis van het Branche-onderzoek een kortere afstand dan 400 meter aangehouden. De Voorzitter oordeelde dat de geurhinder aanvaardbaar kan worden geacht, en dat de geurrapporten van Oranjewoud de afstand bevestigden. De Voorzitter zag geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen en wees het verzoek af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.