ECLI:NL:RVS:2005:AT9235

Raad van State

Datum uitspraak
5 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503678/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • M.F.N. van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Ossehaar te Coevorden

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Coevorden op 11 januari 2005 een uitwerkingsplan vastgesteld voor het bestemmingsplan Ossehaar, dat de bouw van 22 rijenwoningen mogelijk maakt. Dit besluit werd goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Drenthe op 22 februari 2005. Verzoeker heeft op 26 april 2005 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat de bouw van de woningen zou beginnen voordat zijn beroep was behandeld.

Tijdens de zitting op 27 juni 2005 heeft verzoeker zijn bezwaren toegelicht. Hij stelde dat het gemeentebestuur de bewoners had misleid door af te wijken van eerdere informatie over het type woningen. Verzoeker vreesde dat de rijenwoningen de uitstraling van de wijk negatief zouden beïnvloeden en dat de ontsluiting van de wijk zou verslechteren door extra parkeerplaatsen. Hij was ook bezorgd dat de woningen als starterswoningen zouden worden gebruikt, wat zou leiden tot slecht onderhouden tuinen.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de bouw van de rijenwoningen de gevreesde gevolgen zou hebben. De Voorzitter wees erop dat de meeste kopers uit de directe omgeving komen en dat het gemeentebestuur voldoende toezicht houdt op de onderhoudsaspecten van de tuinen. Ook werd vastgesteld dat het gemeentebestuur zich aan de wettelijke vereisten had gehouden bij de aanpassing van het uitwerkingsplan.

De Voorzitter concludeerde dat er geen reden was om te verwachten dat de Afdeling in de hoofdzaak tot een ander oordeel zou komen en wees het verzoek af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200503678/2.
Datum uitspraak: 5 juli 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1.    Procesverloop
Het college van burgemeester en wethouders van Coevorden heeft bij besluit van 11 januari 2005, het uitwerkingsplan "Bestemmingsplan Ossehaar, 2e uitwerkingsplan fase A ex artikel 11 WRO ten behoeve van rijenwoningen" vastgesteld.
Bij besluit van 22 februari 2005, kenmerk RW/A12/2005000706, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 26 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 21 mei 2005.
Bij afzonderlijke brief van 26 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 juni 2005, waar verzoeker in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door E. Saathof, ambtenaar der provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn de gemeenteraad, vertegenwoordigd door H. de Wit en mr. J. de Vegt, ambtenaren der gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het uitwerkingsplan heeft betrekking op een deel van de wijk Ossehaar en maakt het mogelijk dat hier 22 rijenwoningen worden gebouwd in plaats van de eerder voorziene vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3.    Verzoeker stelt in beroep dat verweerder ten onrechte het plan heeft goedgekeurd. Daartoe stelt hij dat het gemeentebestuur de bewoners heeft misleid, omdat wordt afgeweken van de informatie die destijds is verstrekt aan de toekomstige bewoners. Volgens verzoeker zal het andere type woning de uitstraling van de wijk wijzigen. Verder vreest hij dat de ontsluiting van de wijk door de extra parkeerplaatsen zal verslechteren. Ook is hij van mening dat het gemeentebestuur de regels niet eenduidig toepast en daar in de uitvoering te weinig op controleert. Verzoeker wenst een voorlopige voorziening, omdat voor deze woningen een bouwvergunning is aangevraagd en hij wil voorkomen dat zal worden gebouwd voordat op zijn beroep is beslist.
2.4.    Ter zitting is gebleken dat verzoeker met name vreest dat de rijenwoningen als starterswoningen zullen worden gebruikt en deze starters, omdat zij hier slechts kort zullen wonen, hun tuinen slecht zullen onderhouden. De uitstraling van de wijk zou daardoor zowel in bouwkundig als sociaal opzicht wijzigen.
Dienaangaande ziet de Voorzitter geen aanleiding aannemelijk te achten dat reeds de bouw van een ander type woning tot de door verzoeker gevreesde gevolgen zal leiden. Daarbij neemt hij in aanmerking dat ter zitting is verklaard dat de meeste kopers afkomstig zijn uit Coevorden en de directe omgeving en dat het gemeentebestuur weinig ervaring heeft met slecht onderhouden tuinen, terwijl het dit onderwerp wel als een onderdeel van zijn toezichthoudende taak ziet.
2.5.    Met betrekking tot de door verzoeker gestelde misleidende informatie is gebleken dat verzoeker zich baseert op een informatiemap die ten tijde van de (eerste) uitwerking van het bestemmingsplan de actuele situatie weergaf. Omdat nadien de vraag naar woningen is gewijzigd, heeft het gemeentebestuur het uitwerkingsplan aangepast. Dienaangaande is van belang dat artikel 11, zesde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening hiertoe de mogelijkheid biedt, zolang en voorzover de bestemming nog niet verwerkelijkt is. Gesteld noch gebleken is dat niet aan dit artikel is voldaan.
2.6.    Met betrekking tot de parkeersituatie volgt uit het plan dat parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd in de groenstroken. Derhalve is niet aannemelijk dat geparkeerde auto's een verminderde doorstroming of ontsluiting van de wijk zullen veroorzaken.
2.7.    De toepassing van regels bij de bouw van woningen en voorzieningen betreft de uitvoering van plannen en de handhaving van voorschriften. Deze aspecten worden niet in een uitwerkingsplan vastgelegd.
2.8.    Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor de verwachting dat de Afdeling in de hoofdzaak tot het oordeel zal komen dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Evenmin bestaat aanleiding voor de verwachting dat de Afdeling zal oordelen dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Derhalve dient het verzoek te worden afgewezen.
2.9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. van den Berg, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman    w.g. Van den Berg
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2005
350.