ECLI:NL:RVS:2005:AT9655
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Boll
- C. Sparreboom
- Rechtspraak.nl
Intrekking van vergunning voor lozen van grondwater door waterschap Fryslân
In deze zaak gaat het om de intrekking van een vergunning die op 9 december 2004 door het dagelijks bestuur van het waterschap Fryslân was verleend aan het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim voor het lozen van grondwater op oppervlaktewater. De vergunning was onder bepaalde voorschriften verleend en werd op 17 december 2004 ter inzage gelegd. Appellanten, die tegen dit besluit in beroep gingen, hebben hun bezwaren ingediend bij de Raad van State. De zaak werd op 24 juni 2005 ter zitting behandeld, waarbij één van de appellanten, Vrouwe, in persoon aanwezig was.
Tijdens de zitting bleek dat verweerder, het dagelijks bestuur van het waterschap Fryslân, op 22 juni 2005 had besloten de eerder verleende vergunning in te trekken en het bestreden besluit te vervangen door een nieuw besluit. Dit besluit was genomen omdat verweerder van mening was dat het beter was om de procedure vanaf het indienen van een aanvraag opnieuw te doorlopen. De Raad van State oordeelde echter dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid, aangezien er geen gewijzigde omstandigheden waren die de intrekking van de vergunning rechtvaardigden.
De Raad van State verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van het dagelijks bestuur van het waterschap Fryslân. Tevens werd het waterschap veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten, alsook tot terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2005.