ECLI:NL:RVS:2005:AT9676

Raad van State

Datum uitspraak
20 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200500333/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor hekwerk op achteruitbouw in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort werd vernietigd. Het college had op 12 februari 2003 een bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een hekwerk op een achteruitbouw aan een specifieke locatie. De rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte het bezwaar van de wederpartij deels ongegrond had verklaard en dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan 'Leusderkwartier'.

De wederpartij had bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning, en de rechtbank oordeelde dat het college niet voldoende had aangetoond dat de belangenafweging in overeenstemming was met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek. De appellante, die de vergunning had aangevraagd, ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 24 juni 2005 werd de zaak behandeld, waarbij zowel de appellante als de wederpartij aanwezig waren, bijgestaan door hun gemachtigden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger-beroepschrift voldoende gemotiveerd was en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 juli 2005.

Uitspraak

200500333/1.
Datum uitspraak: 20 juli 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. SBR 03/1772 van de rechtbank Utrecht van 6 december 2004 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 12 februari 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort (hierna: het college) aan [aanvrager] een bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een hekwerk op een achteruitbouw aan de [locatie].
Bij besluit van 6 juni 2003 heeft het college het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Het besluit van 12 februari 2003 heeft het college niet herroepen.
Bij uitspraak van 6 december 2004, verzonden op 7 december 2004, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 11 januari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 13 januari 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 1 maart 2005 heeft het college een memorie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juni 2005, waar appellante, in persoon en bijgestaan door [gemachtigde] en [wederpartij], in persoon en bijgestaan door mr. E.M.J. van Gestel, verschenen. Voorts is het college, vertegenwoordigd door mr. T.P. Grünbauer, ambtenaar der gemeente, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Anders dan [wederpartij] ter zitting heeft betoogd, is het hoger-beroepschrift voldoende gemotiveerd. Van een niet-ontvankelijkverklaring op die grond kan derhalve geen sprake zijn.
2.2.    Niet in geschil is dat het plaatsen van het hekwerk op de achteruitbouw aan de [locatie] in strijd is met artikel 27 van de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Leusderkwartier" en dat het college met toepassing van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van het bestemmingsplan vrijstelling kon verlenen.
2.3.    Hetgeen appellante heeft betoogd noch het betoog van het college ter zitting doet af aan het oordeel van de rechtbank dat de beslissing op bezwaar er ten onrechte geen blijk van geeft dat artikel 5:50, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek een rol heeft gespeeld bij de belangenafweging door het college.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk    w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2005
17-499.