ECLI:NL:RVS:2005:AU0131
Raad van State
- Hoger beroep
- C.W. Mouton
- S. Zwemstra
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake heroverweging besluit Minister van Binnenlandse Zaken
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 januari 2005. De rechtbank had het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtens beschermd belang was bij de beoordeling van het beroep. Dit was het gevolg van eerdere besluiten van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die op 4 en 8 maart 2004 respectievelijk het bezwaar van de appellant gegrond had verklaard en het verzoek om heroverweging van een eerder besluit had afgewezen. De appellant had verzocht om heroverweging van een besluit van 28 maart 2003, en de minister had hem medegedeeld dat er binnen twee weken op dit verzoek zou worden beslist.
De Raad van State heeft de zaak behandeld op 29 juni 2005, waarbij de appellant in persoon aanwezig was en de minister vertegenwoordigd werd door mr. L.T. Verheyen. De Raad overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de minister inmiddels had voldaan aan de wens van de appellant door een beslissing te nemen op het verzoek om heroverweging. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank.
Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad van State oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 juli 2005.