ECLI:NL:RVS:2005:AU0138

Raad van State

Datum uitspraak
27 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200500482/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijstelling voor het oprichten van een garage-berging-hobbyruimte in Borculo

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Borculo, dat op 22 maart 2004 vrijstelling verleende voor het oprichten van een garage-berging-hobbyruimte op een perceel in Borculo. Het college verleende ook een bouwvergunning. Tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt, dat op 30 juni 2004 ongegrond werd verklaard. De rechtbank Zutphen verklaarde op 9 december 2004 het beroep van appellant ongegrond. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden aanvulde in februari 2005.

De Raad van State heeft de zaak op 6 juli 2005 behandeld, waarbij appellant niet aanwezig was, maar het college en de belanghebbende wel. De Raad overweegt dat het bouwplan in strijd is met de bijgebouwenregeling van de gemeente Borculo, die een maximale oppervlakte van 45 m² voor bijgebouwen toestaat. De rechtbank had dit miskend door te oordelen dat het college de vrijstelling op goede gronden had verleend. De Raad concludeert dat het bouwplan in feite een garage-berging betreft die de maximale oppervlakte overschrijdt, omdat de hobbyruimte niet als afzonderlijk bijgebouw kan worden beschouwd.

De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college. Het college moet een nieuwe beslissing op bezwaar nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant en het griffierecht.

Uitspraak

200500482/1.
Datum uitspraak: 27 juli 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 04/912 van de rechtbank Zutphen van 9 december 2004 in het geding tussen:
appellant en zijn echtgenote
en
het college van burgemeester en wethouders van Borculo, thans het college van burgemeester en wethouders van Berkelland.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 maart 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Borculo aan [belanghebbende] vrijstelling voor het oprichten van een garage-berging-hobbyruimte op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) en een bouwvergunning verleend.
Bij besluit van 30 juni 2004 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 december 2004, verzonden op 16 december 2004, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 14 januari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 17 januari 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 februari 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 20 mei 2005 heeft het college van de gemeente Berkelland (hierna: het college), in deze rechtsopvolger van de gemeente Borculo, van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juli 2005, waar appellant met kennisgeving niet is verschenen. Het college is vertegenwoordigd door S.A. van der Spek en M.W.C. Brugman, ambtenaren der gemeente, verschenen. Voorts is belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. E.J.M.J.J. Houben, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het bouwplan betreft een garage-berging-hobbyruimte met een oppervlakte van in totaal circa 54 m² en is gesitueerd op een afstand van ongeveer 1 meter van de perceelgrens. De hobbyruimte is op de bouwtekening met stippellijn ingetekend.
2.2.    Ingevolge het bestemmingsplan "Stad Borculo" geldt de bestemming "Woningbouw EO".
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de ter zake van toepassing zijnde "Bijgebouwenregeling gemeente Borculo 1983" (hierna: bijgebouwenregeling), voor zover hier van belang, is op het onderhavige perceel één bijgebouw als berging c.q. garage/carport met een maximale oppervlakte van 45 m² toegestaan.
Ingevolge artikel 3, zesde lid, van de bijgebouwenregeling is het toegestaan dat een tweede bijgebouw kan worden opgericht, mits de gezamenlijke oppervlakte van de twee bijgebouwen de voorgeschreven maximum oppervlakte niet overschrijdt.
Ingevolge artikel 3, zevende lid van de bijgebouwenregeling, voor zover hier van belang, is het in afwijking van het eerste lid en zesde lid toegestaan dat een hobbyruimte kan worden opgericht, met dien verstande dat het bebouwd oppervlak maximaal 10 m² mag bedragen.
Ingevolge artikel 3, tiende lid, onder a, van de bijgebouwenregeling kan vrijstelling worden verleend van de voorgeschreven afstand tot de zijdelingse terreingrens tot op deze grens.
2.3.    De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat het college in redelijkheid de vrijstelling als bedoeld in artikel 3, tiende lid, van de bijgebouwenregeling kon verlenen. Voor zover appellant dit oordeel beoogt te bestrijden, faalt zijn betoog.
2.4.    Appellant betoogt dat het bouwplan in strijd is met artikel 3, zevende lid, van de bijgebouwenregeling.
Het betoog slaagt. Omdat in het bestemmingsplan "hobbyruimte" en "garage-berging" als afzonderlijke begrippen zijn opgenomen, moet geconcludeerd worden dat artikel 3, zevende lid, van de bijgebouwenregeling ziet op het oprichten van een afzonderlijke hobbyruimte en dat de voorschriften niet de oprichting van één ruimte toestaan met overschrijding van de maximale maten voor een "garage-berging" enerzijds en een "hobbyruimte" anderzijds. Nu uit de bouwtekeningen blijkt dat het om één ruimte gaat en in het bouwplan derhalve geen voorzieningen zijn aangebracht om de hobbyruimte van de garage-berging af te scheiden, moet het ervoor worden gehouden dat het bouwplan een garage-berging betreft die de maximale oppervlakte van 45 m² voor bijgebouwen overschrijdt.
Uit het voorgaande volgt dat de beslissing op bezwaar, nu het college zich heeft gebaseerd op een onjuiste uitleg van artikel 3 van de bijgebouwenregeling, is genomen in strijd met het bepaalde in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft dit miskend.
2.5.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen.
2.6.    Het college dient een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Pas bij deze beslissing kan aan de orde komen of de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt, door het college worden vergoed.
2.7.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 9 december 2004, 04/912;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Borculo van 30 juni 2004, UIT.04.2488;
V.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Berkelland tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door het college van de gemeente Berkelland aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI.    gelast dat het college van de gemeente Berkelland aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 341,00 (zegge: driehonderdéénenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak    w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2005
17-499.