ECLI:NL:RVS:2005:AU0400
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- T.L.J. Drouen
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking vergunning consumentenvuurwerk
In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Mercurius B.V." een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in verband met de intrekking van een vergunning voor de opslag van consumentenvuurwerk. De vergunning was oorspronkelijk verleend op 17 december 1993 en betrof een opslagcapaciteit van maximaal 320.000 kg. De verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland om de voorbereidingsprocedure voor de intrekking van deze vergunning niet voort te zetten. Dit besluit werd genomen bij brief van 6 april 2005, die door verzoekster als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht beschouwt.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 19 juli 2005. Tijdens deze zitting zijn zowel de verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E. Broeren, als de verweerder, vertegenwoordigd door ambtenaren van de Provincie, verschenen. De verzoekster heeft aangevoerd dat er een spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat zij aanzienlijke investeringen moet doen om aan het gewijzigde Vuurwerkbesluit te voldoen.
De Voorzitter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de verzoekster al maatregelen heeft genomen om te voldoen aan het gewijzigde Vuurwerkbesluit. Gelet op het ontbreken van een spoedeisend belang, heeft de Voorzitter het verzoek afgewezen. De beslissing is op 28 juli 2005 openbaar uitgesproken.