ECLI:NL:RVS:2005:AU0739

Raad van State

Datum uitspraak
4 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200505418/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • R.I.Y. Lap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor inrichting zonder vergunning te Papendrecht

Op 2 juni 2005 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Handelsbedrijf De Rivierendriesprong b.v." een last onder dwangsom opgelegd. Dit gebeurde omdat de inrichting op het perceel Noordhoek 35-37 te Papendrecht zonder de vereiste vergunning in werking was. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 23 juni 2005 verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 1 augustus 2005 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting waren zowel verzoekster, vertegenwoordigd door mr. drs. J.G.M. van Mierlo, M. van Herwijnen en J.L. Dierx, als verweerder, vertegenwoordigd door mr. S. Bartel en ing. R.M. van den Berg, aanwezig. Ook het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht was als partij vertegenwoordigd door mr. P.F.H.A. Tillie.

De Voorzitter heeft overwogen dat er geen geschil bestaat over het feit dat de inrichting zonder vergunning is opgericht, in strijd met artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer. De discussie ging over de mogelijkheid van legalisering op korte termijn. Verweerder heeft toegezegd geen dwangsommen te innen in de periode tussen het aflopen van de begunstigingstermijn en het besluit op het bezwaar van verzoekster. Gezien deze toezegging was er volgens de Voorzitter geen onverwijlde spoed aanwezig die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde.

Daarom heeft de Voorzitter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 4 augustus 2005.

Uitspraak

200505418/1.
Datum uitspraak: 4 augustus 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Handelsbedrijf De Rivierendriesprong b.v.", gevestigd te Papendrecht,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 2 juni 2005, kenmerk DGWM/2005/7601, heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd wegens het zonder vergunning in werking hebben van een inrichting op het perceel Noordhoek 35-37 te Papendrecht.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 22 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 23 juni 2005, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 augustus 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. drs. J.G.M van Mierlo, M. van Herwijnen en J.L. Dierx, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. S. Bartel en ing. R.M. van den Berg, beiden ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht, vertegenwoordigd door mr. P.F.H.A. Tillie, ambtenaar van de gemeente, gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Tussen partijen is niet in geschil dat de inrichting van verzoekster in strijd met artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer zonder vergunning is opgericht en in werking is. Hetgeen partijen verdeeld houdt is de vraag of legalisering op korte termijn mogelijk is.
Ter zitting heeft verweerder toegezegd dat hij geen dwangsommen zal innen die worden verbeurd in de periode tussen het aflopen van de begunstigingstermijn en het door verweerder nemen van een besluit op het door verzoekster ingediende bezwaar tegen het besluit van 2 juni 2005. Onder die omstandigheid acht de Voorzitter geen onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht aanwezig die het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
2.2.    Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll    w.g. Lap
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2005
288.