ECLI:NL:RVS:2005:AU0741

Raad van State

Datum uitspraak
4 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200506157/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W. van den Brink
  • J. Willems
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake vrijstelling en bouwvergunning voor Factory Outlet Center te Roosendaal

In deze zaak heeft verzoeker sub 1 op 2 september 2004 vrijstelling verleend aan verzoekers sub 2 voor de bouw van een Factory Outlet Center op het perceel De Stok 2 te Roosendaal. Dit besluit werd op 19 januari 2005 door verzoeker sub 1 gehandhaafd, ondanks bezwaren van verschillende partijen. De rechtbank Breda heeft op 29 juni 2005 de bezwaren van de stichting 'Stichting behoud kleine kernen' en anderen gegrond verklaard en het besluit van 19 januari 2005 vernietigd, waarbij de vrijstelling en bouwvergunning zijn geschorst tot zes weken na een nieuwe beslissing op de bezwaren.

Tegen deze uitspraak hebben verzoeker sub 1 en verzoekers sub 2 hoger beroep ingesteld. Tevens hebben zij de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 27 juli 2005, waar beide verzoekers vertegenwoordigd waren door hun advocaten. De Voorzitter heeft de verzoeken beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht een voorlopige voorziening heeft getroffen, omdat het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal niet had onderzocht of het Besluit luchtkwaliteit in de weg staat aan de realisatie van het bouwplan.

De Voorzitter heeft vastgesteld dat de verzoekers niet kunnen worden gevolgd in hun betoog dat de rechtbank niet bevoegd was om een voorlopige voorziening te treffen. De verzoekers hebben hun belangen bij een spoedige hervatting van de bouwactiviteiten naar voren gebracht. De Voorzitter heeft geoordeeld dat er geen grond is voor het treffen van een voorlopige voorziening en heeft de verzoeken afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 augustus 2005.

Uitspraak

200506157/2.
Datum uitspraak: 4 augustus 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
1.    het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal,
2.    de besloten vennootschap "MDG Europe Roosendaal B.V.", gevestigd te Amsterdam, en anderen
verzoekers,
tegen de uitspraak in zaak no. 05 / 453 WRO & 05 / 628 WRO & 05 / 629 WRO van de rechtbank Breda van 29 juni 2005 in het geding tussen:
1.    de stichting "Stichting behoud kleine kernen", gevestigd te Roosendaal, en anderen;
2.    [vennootschap onder firma], gevestigd te [plaats], en anderen;
3.    de besloten vennootschap "Stable International Development VII B.V.", gevestigd te Amersfoort, en anderen.
en
verzoeker sub 1.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 2 september 2004 heeft verzoeker sub 1 aan verzoekers sub 2 vrijstelling ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bouwvergunning verleend voor een Factory Outlet Center op het perceel plaatselijk bekend De Stok 2 te Roosendaal.
Bij besluit van 19 januari 2005 heeft verzoeker sub 1 de daartegen gemaakte bezwaren, voorzover thans van belang, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 juni 2005, verzonden op 30 juni 2005, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) de daartegen door de stichting "Stichting behoud kleine kernen" en anderen, en de [vennootschap onder firma] ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 19 januari 2005 vernietigd voorzover daarbij de bij het besluit van 2 september 2004 verleende vrijstelling en bouwvergunning zijn gehandhaafd en bepaald dat het primaire besluit wordt geschorst tot zes weken na een nieuwe beslissing op de bezwaren.
Tegen deze uitspraak hebben onder meer verzoeker sub 1 bij brief van 14 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, en verzoekers sub 2 bij brief van 13 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2005, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 14 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 13 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2005, hebben verzoekers sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 27 juli 2005, waar verzoeker sub 1, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, en verzoekers sub 2, vertegenwoordigd door mr. A.R. Klijn, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Voorts zijn de stichtingen "Stichting behoud kleine kernen" en "Stichting Keerpunt", vertegenwoordigd door mr. R.J.G. Bäcker, advocaat te Rotterdam en de [vennootschap onder firma], vertegenwoordigd door mr. M.I. Bruggemans, gemachtigde, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Bij de in hoger beroep aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het besluit van 19 januari 2005 vernietigd voorzover daarbij de verleende vrijstelling en bouwvergunning zijn gehandhaafd omdat het college daarbij ten onrechte heeft nagelaten te bezien of het Besluit luchtkwaliteit in de weg staat aan realisatie van het bouwplan. De rechtbank heeft voorts met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bij wege van voorlopige voorziening het besluit van 2 september 2004 geschorst tot zes weken nadat opnieuw op de bezwaren is beslist.
2.3.    De verzoeken strekken tot opheffing van de door de rechtbank getroffen voorlopige voorziening, althans tot beperking van de duur daarvan tot het moment dat opnieuw op de bezwaren is beslist.
2.4.    Verzoekers kunnen niet worden gevolgd in hun betoog dat de rechtbank niet van haar bevoegdheid tot het treffen van een voorlopige voorziening gebruik had mogen maken nu daarom niet is verzocht en zij heeft verzuimd partijen over haar voornemen daartoe te horen. Toepassing van die bevoegdheid vereist niet een daartoe strekkend verzoek. De enkele omstandigheid dat de rechtbank partijen niet uitdrukkelijk de gelegenheid heeft geboden zich over die toepassing uit te spreken biedt onvoldoende grond voor het treffen van de gevraagde voorziening in aanmerking genomen dat verzoekers hun belangen bij spoedige hervatting van de bouwactiviteiten in deze procedure naar voren hebben gebracht en hebben kunnen toelichten.
2.5.    Verzoekers erkennen dat het Besluit luchtkwaliteit in de weg staat aan realisatie van het bouwplan. Zij voeren aan dat op grond van het rapporten van TNO van 24 mei 2005 en 15 juli 2005 in voldoende mate vaststaat dat aan de eisen van het Besluit luchtkwaliteit 2005 zal kunnen worden voldaan. Dit Besluit is evenwel nog niet in werking getreden terwijl bovendien uit de conclusies van voormelde rapporten niet zonder meer blijkt dat aan bedoelde eisen wordt voldaan. De juistheid van de stelling van verzoekers kan naar het oordeel van de Voorzitter slechts door de rechter worden beoordeeld aan de hand van een ter zake door verzoeker sub 1 bij een nieuwe beslissing op bezwaar ingenomen standpunt.
2.6.    Gelet op het voorgaande en in aanmerking nemende dat verzoekers sub 2 te kennen hebben gegeven de bouwactiviteiten te hervatten direct nadat opnieuw is beslist op de bezwaren bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank het besluit van 2 september 2004 niet had mogen schorsen tot zes weken na dat tijdstip ten einde partijen in de gelegenheid te stellen daartegen rechtsmiddelen aan te wenden. Het staat partijen overigens vrij zich opnieuw tot de Voorzitter te wenden nadat een nieuwe beslissing op bezwaar zal zijn genomen waarin op basis van relevante onderzoeksgegevens is onderbouwd dat aan uit een oogpunt van luchtkwaliteit geldende eisen is voldaan.
2.7.    Er bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink    w.g. Willems
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2005
412.