ECLI:NL:RVS:2005:AU0756

Raad van State

Datum uitspraak
10 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200500197/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor drukkerij en de vraag naar inrichting onder de Wet milieubeheer

In deze zaak gaat het om de vergunningverlening door het college van burgemeester en wethouders van Brummen aan Campo International B.V. voor het veranderen van een inrichting voor het drukken van transferpapier in rotatiezeefdruk, gelegen aan de Mercuriusweg 1 te Brummen. Het besluit tot vergunningverlening dateert van 24 november 2004 en is op 2 december 2004 ter inzage gelegd. Appellant, een omwonende, heeft op 7 januari 2005 beroep ingesteld tegen dit besluit. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) heeft een deskundigenbericht uitgebracht, waar partijen op hebben kunnen reageren. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 augustus 2005, waarbij geen van de partijen is verschenen.

De Afdeling heeft overwogen dat op 1 juli 2005 de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure in werking is getreden, maar dat het recht zoals dat gold vóór deze inwerkingtreding van toepassing blijft op dit geding. Appellant betoogt dat de drukkerij en het aangrenzende bedrijf Prostyle B.V. samen één inrichting vormen in de zin van de Wet milieubeheer, terwijl verweerder van mening is dat het om twee zelfstandige bedrijven gaat. De Afdeling heeft vastgesteld dat beide bedrijven op één terrein zijn gelegen, geen fysieke afscheiding hebben en gebruik maken van dezelfde nutsvoorzieningen. Dit leidt tot de conclusie dat de bindingen tussen de bedrijven zodanig zijn dat zij als één inrichting moeten worden beschouwd.

De Afdeling heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Brummen vernietigd en verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan appellant. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 10 augustus 2005.

Uitspraak

200500197/1.
Datum uitspraak: 10 augustus 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Brummen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Brummen,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2004, kenmerk 03.004883, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan Campo International B.V. een vergunning verleend voor het veranderen van een inrichting voor het drukken van transferpapier in rotatiezeefdruk, gelegen aan de Mercuriusweg 1 te Brummen, kadastraal bekend gemeente Brummen, sectie E5, nummers 3566, 3567, 3449 en 3451. Dit besluit is op 2 december 2004 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 7 januari 2005, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht van dezelfde datum, beroep ingesteld.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 7 juni 2005. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verweerder. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 augustus 2005, waar geen van partijen is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (wet van 24 juni 2002, Stb. 54) en de Aanpassingswet uniforme voorbereidingsprocedure Awb (wet van 26 mei 2005, Stb. 282) in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.
2.2.    Op 2 december 1992 heeft verweerder een vergunning verleend voor een inrichting die zowel het onderhavige als ook het naastgelegen bedrijf omvatte. Door vergunninghoudster is in december 2003 aan verweerder voor slechts een deel van de haar voordien vergunde activiteiten, te weten: het drukken van transferpapier in rotatiezeefdruk, een revisievergunning aangevraagd.
2.3.    Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wm) wordt onder inrichting verstaan: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen activiteit die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
In artikel 1.1, vierde lid, is bepaald dat als één inrichting worden beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen.
2.3.1.    Appellant, omwonende, voert aan dat het bedrijf, zijnde een drukkerij van transferpapier in rotatiezeefdruk, met het aangrenzende bedrijf Prostyle B.V., zijnde een kalanderij en handelsonderneming, nog immer samen één inrichting vormen in de zin van de Wet milieubeheer. Appellant betoogt dan ook dat verweerder ten onrechte beide bedrijven als zelfstandig heeft beschouwd in plaats van deze te zien als één inrichting.
2.3.2.    Verweerder is van mening dat wel degelijk sprake is van twee zelfstandige bedrijven, nu de afzonderlijke rechtspersonen als zodanig in het handelsregister zijn ingeschreven. Het feit dat de nutsaansluitingen op één adres aanwezig zijn, verklaart verweerder door te wijzen op het gegeven dat er van oudsher sprake is van één bedrijf. Bedoelde kosten worden verrekend door de beide bedrijven. De muur tussen beide ondernemingen is dichtgemaakt en brandwerend uitgevoerd.
2.3.3.    De Afdeling stelt op grond van de stukken vast dat de beide, aan elkaar grenzende bedrijven op één terrein zijn gelegen en dat tussen beide bedrijven op het terrein geen fysieke afscheiding aanwezig is. Beide bedrijven maken gebruik van één gas- en elektriciteitsaansluiting. Bovendien maakt vergunninghoudster in de normale uitoefening van haar bedrijf gebruik van de in het aangrenzende bedrijf aanwezige kalanderij. Ook wordt de bedrijfsadministratie van Prostyle op het kantoor van Campo gevoerd. Weliswaar is voor zowel het voeren van het onderhavige bedrijf als voor het naastgelegen bedrijf een aparte rechtspersoon opgericht, maar zij behoren toe aan dezelfde groep van bedrijven die centraal worden aangestuurd. De Afdeling is van oordeel dat de bindingen tussen de beide bedrijven zodanig zijn dat het hier gaat om tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling zodanige technische, organisatorische of functionele bindingen hebben dat zij één inrichting vormen in de zin van artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer. Het besluit is in strijd met artikel 1.1, eerste lid in samenhang met het vierde lid, van de Wet milieubeheer.
2.3.4.     Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Nu deze grond van appellant doelt treft, behoeven de overige beroepsgronden geen verdere behandeling.
2.4.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Brummen van 24 november 2004, kenmerk 03.004883;
III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Brummen tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Brummen aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV.    gelast dat de gemeente Brummen aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,00 (zegge: honderdzesendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Sparreboom
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2005
195-484.