ECLI:NL:RVS:2005:AU1419

Raad van State

Datum uitspraak
24 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200504106/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak inzake een verzoek om energiepremie

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 augustus 2005 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 4 augustus 2004. Het verzoeker, die woonachtig is in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dat op 30 september 2003 was genomen. Dit besluit verklaarde het bezwaar van verzoeker tegen de afwijzing van een verzoek om een energiepremie ongegrond. De Afdeling had in de eerdere uitspraak het beroep van verzoeker gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.

Verzoeker heeft op 9 mei 2005 de Afdeling verzocht om herziening van de uitspraak van 4 augustus 2004, onder verwijzing naar artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 augustus 2005, waarbij de Minister vertegenwoordigd was door mr. H.C. Scherpenseel. Verzoeker is niet verschenen.

De Afdeling overweegt dat een verzoek om herziening kan worden ingediend op grond van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die bij de indiener van het verzoek vóór de uitspraak niet bekend waren. In dit geval is het verzoek om herziening echter ruim negen maanden na de eerdere uitspraak ingediend, wat de Afdeling onredelijk laat acht. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die deze te late indiening rechtvaardigen.

Daarom verklaart de Afdeling het verzoek niet-ontvankelijk en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200504106/1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2004, in zaak no.
200307396/1.
1.    Procesverloop
Bij uitspraak van 4 augustus 2004, in zaak no.
200307396/1, heeft de Afdeling het beroep van verzoeker gericht tegen het besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister) van 30 september 2003 waarbij ongegrond is verklaard het bezwaar van verzoeker tegen de afwijzing van een verzoek om een energiepremie, gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 9 mei 2005 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verzoeker en verweerder. Deze zijn aan de andere partij gezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 augustus 2005, waar de Minister, vertegenwoordigd door mr. H.C. Scherpenseel, ambtenaar bij het ministerie, is verschenen. Verzoeker is met kennisgeving niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Ingevolge artikel 8:88, tweede lid, van de Awb zijn hoofdstuk 6 en de titels 8.2 en 8.3 van de Awb, voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge artikel 6:12, derde lid, van de Awb wordt het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk verklaard indien het bezwaar- of beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
Hieruit volgt dat een verzoek om herziening niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het onredelijk laat is ingediend.
2.2.    Het verzoek om herziening is ruim negen maanden na de uitspraak ingediend. Naar het oordeel van de Afdeling is dit onredelijk laat. Van bijzondere omstandigheden die de te late indiening van het verzoek rechtvaardigen is niet gebleken. Daartoe kan niet dienen dat verzoeker voor de indiening van zijn verzoek contact heeft opgenomen met de Minister reeds omdat verzoeker, nadat hem gebleken was dat zijn dossier niet heropend zou worden, nog enkele maanden heeft gewacht alvorens zijn verzoek om herziening te doen.
2.3.    Gelet op het vorenstaande is het verzoek niet-ontvankelijk.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump   w.g. Van Meurs-Heuvel
Lid van de enkelvoudige kamer      ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2005
47-496.