In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 augustus 2005 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 4 augustus 2004. Het verzoeker, die woonachtig is in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dat op 30 september 2003 was genomen. Dit besluit verklaarde het bezwaar van verzoeker tegen de afwijzing van een verzoek om een energiepremie ongegrond. De Afdeling had in de eerdere uitspraak het beroep van verzoeker gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
Verzoeker heeft op 9 mei 2005 de Afdeling verzocht om herziening van de uitspraak van 4 augustus 2004, onder verwijzing naar artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 augustus 2005, waarbij de Minister vertegenwoordigd was door mr. H.C. Scherpenseel. Verzoeker is niet verschenen.
De Afdeling overweegt dat een verzoek om herziening kan worden ingediend op grond van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die bij de indiener van het verzoek vóór de uitspraak niet bekend waren. In dit geval is het verzoek om herziening echter ruim negen maanden na de eerdere uitspraak ingediend, wat de Afdeling onredelijk laat acht. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die deze te late indiening rechtvaardigen.
Daarom verklaart de Afdeling het verzoek niet-ontvankelijk en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin.