ECLI:NL:RVS:2005:AU2977

Raad van State

Datum uitspraak
21 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200410220/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • P.A. Offers
  • S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor gymnastieklokaal in Berkel en Rodenrijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 26 november 2004 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Berkel en Rodenrijs had vernietigd. Het college had op 4 juni 2002 een bouwvergunning verleend voor de bouw van een gymnastieklokaal op een perceel nabij de Anjerdreef in Berkel en Rodenrijs. Na bezwaren van appellante, die zich tegen de bouwvergunning had verzet, heeft de voorzieningenrechter in eerdere uitspraken de besluiten van het college vernietigd. Het college heeft vervolgens opnieuw besluiten genomen, maar deze werden ook weer aangevochten door appellante.

De Raad van State heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het college in redelijkheid de vrijstelling heeft kunnen verlenen voor het gebruik van het gymnastieklokaal door sportverenigingen, ondanks dat het bestemmingsplan een andere bestemming had. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat het bouwplan niet in strijd is met de bestemmingsplanregels, omdat het gebouw met de afmetingen die in de vergunning zijn opgenomen, is toegestaan. De afwijking van het bestemmingsplan betreft enkel het gebruik van het gebouw, wat door het college is goedgekeurd.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan op 21 september 2005.

Uitspraak

200410220/1.
Datum uitspraak: 21 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. VWRO 04/3010-NAV en WRO 04/2597-NAV van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 26 november 2004 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Berkel en Rodenrijs.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 4 juni 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Berkel en Rodenrijs (hierna: het college) bouwvergunning verleend voor het bouwen van een gymnastieklokaal op het perceel, kadastraal bekend gemeente Berkel en Rodenrijs, sectie […], nummer(s) […], plaatselijk bekend Chrysantenhof nabij hoek Anjerdreef te Berkel en Rodenrijs (hierna: het perceel).
Bij besluiten van 17 september 2002 heeft het college de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 december 2002 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de besluiten van 17 september 2002 vernietigd.
Bij besluiten van 11 februari 2003 heeft het college de gemaakte bezwaren opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraken van 27 maart 2003 heeft de voorzieningenrechter de daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 januari 2004, heeft de Afdeling het daartegen ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de voorzieningenrechter van 27 maart 2003 vernietigd, de bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond verklaard en de besluiten van het college van 11 februari 2003 vernietigd.
Bij besluit van 31 maart 2004 heeft het college vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) verleend voor het gebruik van het gymnastieklokaal door sportverenigingen.
Bij besluit van 16 september 2004 heeft het college het tegen het besluit van 31 maart 2004 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, en de tegen het besluit van 4 juni 2002 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 november 2004, verzonden op 29 november 2004, heeft de voorzieningenrechter het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 14 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 24 januari 2005 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 5 juli 2005 heeft appellante nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juli 2005, waar appellante in persoon en het college, vertegenwoordigd door M.G. Dorrepaal, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Aan de orde is het bouwplan waarvoor op 4 juni 2002 bouwvergunning is verleend en dat onderwerp van geschil was in de uitspraak van de Afdeling van 7 januari 2004. De vraag of het bouwplan gewijzigd mocht worden uitgevoerd is derhalve thans niet aan de orde. Dit geldt evenzeer voor het verzoek van appellante om handhavend op te treden.
2.2.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Rodenrijseweg" heeft het perceel waarop het aan de orde zijnde bouwplan ziet de bestemming "Maatschappelijke doeleinden, subbestemming Ms". Zoals de Afdeling in de hiervoor genoemde uitspraak heeft geoordeeld, is het bouwplan daarmee in strijd, omdat het gebouw mede zal worden gebruikt als sporthal voor sportverenigingen. Het college heeft daarom alsnog vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO verleend.
2.3.    De rechtbank is terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat het college in redelijkheid de vrijstelling heeft kunnen verlenen. Daarbij heeft zij met juistheid in aanmerking genomen dat het ter plaatse geldende bestemmingsplan een gebouw met de afmetingen van het gebouw waarop de bouwvergunning van 4 juni 2002 ziet, toestaat. Van overschrijding van het bebouwingspercentage of de bebouwingsgrenzen, zoals appellante betoogt, is geen sprake. De afwijking van het bestemmingsplan is alleen gelegen in het gebruik van het gymnastieklokaal door sportverenigingen.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk    w.g. Duursma
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2005
378.