200410220/1.
Datum uitspraak: 21 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. VWRO 04/3010-NAV en WRO 04/2597-NAV van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 26 november 2004 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Berkel en Rodenrijs.
Bij besluit van 4 juni 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Berkel en Rodenrijs (hierna: het college) bouwvergunning verleend voor het bouwen van een gymnastieklokaal op het perceel, kadastraal bekend gemeente Berkel en Rodenrijs, sectie […], nummer(s) […], plaatselijk bekend Chrysantenhof nabij hoek Anjerdreef te Berkel en Rodenrijs (hierna: het perceel).
Bij besluiten van 17 september 2002 heeft het college de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 december 2002 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de besluiten van 17 september 2002 vernietigd.
Bij besluiten van 11 februari 2003 heeft het college de gemaakte bezwaren opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraken van 27 maart 2003 heeft de voorzieningenrechter de daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 januari 2004, heeft de Afdeling het daartegen ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de voorzieningenrechter van 27 maart 2003 vernietigd, de bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond verklaard en de besluiten van het college van 11 februari 2003 vernietigd.
Bij besluit van 31 maart 2004 heeft het college vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) verleend voor het gebruik van het gymnastieklokaal door sportverenigingen.
Bij besluit van 16 september 2004 heeft het college het tegen het besluit van 31 maart 2004 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, en de tegen het besluit van 4 juni 2002 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 november 2004, verzonden op 29 november 2004, heeft de voorzieningenrechter het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 14 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 24 januari 2005 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 5 juli 2005 heeft appellante nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juli 2005, waar appellante in persoon en het college, vertegenwoordigd door M.G. Dorrepaal, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Aan de orde is het bouwplan waarvoor op 4 juni 2002 bouwvergunning is verleend en dat onderwerp van geschil was in de uitspraak van de Afdeling van 7 januari 2004. De vraag of het bouwplan gewijzigd mocht worden uitgevoerd is derhalve thans niet aan de orde. Dit geldt evenzeer voor het verzoek van appellante om handhavend op te treden.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Rodenrijseweg" heeft het perceel waarop het aan de orde zijnde bouwplan ziet de bestemming "Maatschappelijke doeleinden, subbestemming Ms". Zoals de Afdeling in de hiervoor genoemde uitspraak heeft geoordeeld, is het bouwplan daarmee in strijd, omdat het gebouw mede zal worden gebruikt als sporthal voor sportverenigingen. Het college heeft daarom alsnog vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO verleend.
2.3. De rechtbank is terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat het college in redelijkheid de vrijstelling heeft kunnen verlenen. Daarbij heeft zij met juistheid in aanmerking genomen dat het ter plaatse geldende bestemmingsplan een gebouw met de afmetingen van het gebouw waarop de bouwvergunning van 4 juni 2002 ziet, toestaat. Van overschrijding van het bebouwingspercentage of de bebouwingsgrenzen, zoals appellante betoogt, is geen sprake. De afwijking van het bestemmingsplan is alleen gelegen in het gebruik van het gymnastieklokaal door sportverenigingen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Duursma
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2005