ECLI:NL:RVS:2005:AU3367
Raad van State
- Hoger beroep
- C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
- W. van den Brink
- W.D.M. van Diepenbeek
- Rechtspraak.nl
Bouwvergunning voor woningen in Maasland en de rechtsgeldigheid van vrijstelling
In deze zaak gaat het om de bouwvergunning die op 24 juni 2002 door het college van burgemeester en wethouders van Maasland is verleend voor de bouw van zes woningen op het perceel Kortebuurt/Foppenpolder te Maasland. De vergunning werd verleend op basis van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), zoals dat tot 3 april 2000 gold. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 29 november 2004 het beroep van de wederpartij gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar van het college vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. Dit leidde tot hoger beroep door zowel het college als appellante sub 2.
De Raad van State heeft de zaak op 25 augustus 2005 behandeld. De appellanten voerden aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college niet bevoegd was om vrijstelling te verlenen, omdat er geen voorbereidingsbesluit of ontwerp van een bestemmingsplan ter inzage was gelegd. De rechtbank had volgens hen ook moeten overwegen dat de woningen al waren gerealiseerd en bewoond, en dat dit aanleiding had moeten zijn om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
De Raad van State oordeelde dat de hoger beroepen ongegrond zijn en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college niet in redelijkheid de vrijstelling had kunnen verlenen, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 28 september 2005.