ECLI:NL:RVS:2005:AU3368

Raad van State

Datum uitspraak
28 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200501372/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • S.W. Schortinghuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Amsterdam inzake bestemmingsplan Petroleumhavenweg 8

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Search Opleiding B.V. tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Het college had op 22 januari 2004 een dwangsom opgelegd aan appellante, waarbij zij werd gelast het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het gebouw op het perceel Petroleumhavenweg 8 te Amsterdam op te heffen. Dit betrof het verzorgen van opleidingen in het gebouw, inclusief het laboratorium. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, en op 23 september 2004 verklaarde het college het bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verklaarde op 13 januari 2005 het beroep van appellante gegrond, vernietigde de bestreden beslissing op bezwaar en herstelde het besluit van het college in zoverre. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 3 augustus 2005 behandeld. Appellante betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de door haar aangeboden externe opleidingen niet in overeenstemming zijn met de bestemming van het perceel. De Raad van State oordeelde dat de externe opleidingen een hoge mate van verwevenheid hebben met de bedrijfsvoering van appellante en dat deze activiteiten niet als zelfstandig element kunnen worden aangemerkt. Gelet op de planvoorschriften en de aard van de bedrijfsvoering, concludeerde de Raad dat het geven van externe opleidingen niet in strijd is met de bestemming van het perceel.

Het hoger beroep van appellante werd gegrond verklaard. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank Amsterdam voor zover deze het beroep van appellante tegen het besluit van 23 september 2004 ongegrond had verklaard. De Raad verklaarde het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre alsnog gegrond en vernietigde het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan appellante en het griffierecht.

Uitspraak

200501372/1.
Datum uitspraak: 28 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Search Opleiding B.V., gevestigd te Heeswijk, gemeente Bernheze,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 04/5908 GEMWT en AWB 04/5612 GEMWT van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2005 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) appellante onder oplegging van een dwangsom gelast het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van het gebouw gelegen op het perceel Petroleumhavenweg 8 te Amsterdam (hierna: het perceel) op te heffen door het verzorgen van opleidingen in het gebouw - ook in het laboratorium - te beëindigen en beëindigd te houden.
Bij besluit van 23 september 2004 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar, voorzover het betreft de bezwaren van tegen het opleggen van een dwangsom vanwege interne opleidingsactiviteiten en opleidingsactiviteiten via internet, gegrond verklaard en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 januari 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd voorzover dat ziet op het geven van instructies gekoppeld aan advies- en onderzoeksopdrachten, het ingediende bezwaar in zoverre gegrond verklaard en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 22 januari 2004 in zoverre herroepen, en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 11 februari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 14 februari 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 21 april 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 augustus 2005, waar appellante, vertegenwoordigd mr. G.J. Scholten, advocaat te Utrecht en door M. Baars, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.C.H. van Dijk, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Eerste herziening bestemmingsplan Petroleumhaven e.o." rust op het perceel de bestemming "Industrie- en bedrijfsgebouwen met bijbehorende erven (AA)".
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b van de planvoorschriften, voorzover thans van belang, zijn de betrokken gronden  aangewezen voor industrie- en bedrijfsgebouwen, met inbegrip van daarbij behorende nevenruimten en erven.
2.2.    Appellante betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de door appellante aangeboden externe opleidingen niet in overeenstemming zijn met de op het perceel rustende bestemming, aangezien deze niet kunnen worden beschouwd als activiteiten op het gebied van industrie en bedrijf. Appellante voert hiertegen aan dat het verzorgen van externe opleidingen een onderdeel van de door haar uitgevoerde bedrijfsmatige activiteit is en om die reden in overeenstemming is met de op het perceel rustende bestemming.
2.2.1.    Dit betoog slaagt. Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd is voldoende aannemelijk geworden dat de door appellante verzorgde externe opleidingen een hoge mate van verwevenheid met het ter plaatse gevestigde bedrijf en het daartoe behorende laboratorium hebben. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de planvoorschriften niet nader omschrijven wat onder een bedrijfsgebouw dient te worden verstaan, kan niet worden staande gehouden dat de externe opleidingen moeten worden aangemerkt als een zelfstandig, van de rest van het bedrijf losstaand, element.
Nu het geven van externe opleidingen voortkomt uit de bedrijfsvoering en in nauw verband staat met de hoofdactiviteit is er geen grond voor het oordeel dat dit in strijd met de ter plaatse geldende bestemming is.
2.3.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voorzover daarbij het beroep van appellante tegen het besluit van 23 september 2004 ongegrond is verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het inleidende beroep in zoverre alsnog gegrond verklaren en de bestreden beslissing op bezwaar in zoverre vernietigen.
2.4.    Het college dient op navolgende wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2005 in zaak nos. AWB 04/5908 GEMWT en AWB 04/5612 GEMWT, voorzover daarbij het beroep van appellante tegen het besluit van 23 september 2004 ongegrond is verklaard;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre ongegrond;
IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 23 september 2004, 200400188/DJZ in zoverre;
V.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Amsterdam aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI.    gelast dat de gemeente Amsterdam aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 409,00 (zegge: vierhonderdnegen euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink    w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2005
66-444.