ECLI:NL:RVS:2005:AU3756

Raad van State

Datum uitspraak
28 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200506769/1 en 200506769/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor sloten- en sleutelmakerij en vuurwerkopslag in Veenendaal

In deze zaak heeft de Raad van State op 28 september 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal. Het college had op 21 juni 2005 een vergunning verleend aan [vergunninghouder] voor het oprichten en in werking hebben van een sloten- en sleutelmakerij, alsook voor de opslag van verpakt en onverpakt vuurwerk tijdens de verkoopdagen in december aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 24 juni 2005 ter inzage gelegd. Appellant heeft op 2 augustus 2005 beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij de Voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening. De zaak werd behandeld op 30 augustus 2005, waarbij appellant in persoon verscheen, bijgestaan door mr. A.J. Glastra, en verweerder vertegenwoordigd was door ambtenaren van de gemeente, M.V.M. Dickman en D. Visser. Ook [vergunninghouder] was als partij aanwezig.

De Voorzitter overwoog dat nader onderzoek niet nodig was en dat partijen toestemming hadden gegeven voor onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak. De Voorzitter concludeerde dat de vergunning op basis van de Wet milieubeheer slechts kan worden geweigerd in het belang van de bescherming van het milieu. De appellant had bezorgdheid geuit over mogelijke parkeeroverlast en geluidoverlast tijdens de verkoopperiode van vuurwerk. Verweerder stelde echter dat er in vergelijkbare situaties geen parkeeroverlast was geweest en dat de verkoop van vuurwerk beperkt was tot drie dagen per jaar. De Voorzitter oordeelde dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat het niet noodzakelijk was om voorschriften op te nemen ter voorkoming van parkeeroverlast.

De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep ongegrond werd verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, door de Voorzitter, mr. W. Konijnenbelt, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200506769/1 en 200506769/2.
Datum uitspraak: 28 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Voorzitter bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2005, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een sloten- en sleutelmakerij en voor de opslag van verpakt en onverpakt vuurwerk tijdens de verkoopdagen in december aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 24 juni 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 2 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 3 augustus 2005, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft appellant de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 augustus 2005, waar appellant in persoon en bijgestaan door mr. A.J. Glastra, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door M.V.M. Dickman en D. Visser, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is namens [vergunninghouder] als partij gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.    Overwegingen
2.1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Partijen hebben daarvoor toestemming gegeven.
2.2.    Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden aan een vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn ter bescherming van het milieu. Voorzover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, niet kunnen worden voorkomen, worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden tegen die gevolgen, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
Hieruit volgt dat de vergunning moet worden geweigerd, indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.
Bij de toepassing van de artikelen 8.10, eerste lid, en 8.11 van de Wet milieubeheer komt verweerder een zekere beoordelingsvrijheid toe, die haar begrenzing onder meer vindt in hetgeen voortvloeit uit de meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten.
2.3.    Voorzover appellant zich in het beroepschrift heeft beperkt tot het verwijzen naar de tegen het ontwerp van het besluit ingebrachte bedenkingen overweegt de Voorzitter dat verweerder in de considerans van het bestreden besluit is ingegaan op deze bedenkingen. Appellant heeft noch in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende bedenkingen in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Ook voor het overige is niet gebleken dat die weerlegging van de bedenkingen onjuist zou zijn. Het beroep is in zoverre ongegrond.
2.4.    Appellant voert aan te vrezen voor parkeeroverlast tijdens de verkoopperiode van vuurwerk. Hij stelt dat bezoekers die vuurwerk willen kopen hun auto's aan de zijde van de straat waar een parkeerverbod geldt zullen gaan parkeren. Tevens vreest hij voor door deze auto's veroorzaakte geluidoverlast.
2.4.1.    Verweerder stelt dat bij in een vergelijkbare omgeving gelegen vuurwerkverkooppunten nimmer sprake is geweest van parkeeroverlast. Tevens stelt hij dat de verkoop van vuurwerk beperkt is tot maximaal drie dagen per jaar. Er is volgens verweerder geen sprake van een dusdanig structurele parkeeroverlast voor de directe omgeving dat dit aanleiding zou moeten geven om de vergunning te weigeren of om in dit verband nadere voorschriften aan de vergunning te verbinden. Bij eventuele overlast veroorzaakt door het overtreden van het parkeerverbod en een grote toeloop van verkeer kan verzoeker, volgens verweerder, een beroep doen op de politiediensten.
2.4.2.    Gelet op de omgeving van de inrichting en de korte duur van de mogelijke door de toeloop van verkeer veroorzaakte hinder is de Voorzitter van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het voor de bescherming van het milieu niet noodzakelijk is voorschriften in de vergunning op te nemen ter voorkoming van parkeeroverlast, noch om de vergunning op die grond te weigeren. Het beroep en het verzoek treffen geen doel.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep ongegrond;
II.    wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt    w.g. Klap
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2005
315.