ECLI:NL:RVS:2005:AU4160

Raad van State

Datum uitspraak
7 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200507742/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • S.L. Toorenburg-Bovenkerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunning voor verandering inrichting op basis van Wet milieubeheer

In deze zaak heeft de Raad van State op 7 oktober 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel, dat op 16 augustus 2005 had besloten om de aanvraag voor een vergunning voor het veranderen van haar inrichting buiten behandeling te laten. De aanvraag was ingediend op 12 juli 2005 en betrof activiteiten zoals het produceren, bewerken, verpakken, opslaan en verkopen van kunststoffen. De verweerder stelde dat voor deze activiteiten een revisievergunning vereist was en dat er enkele noodzakelijke gegevens ontbraken.

Verzoekster vroeg de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de aanvraag alsnog in behandeling genomen zou worden. Tijdens de zitting op 26 september 2005 werd het verzoek behandeld, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en verweerder door een advocaat en een ambtenaar van de provincie.

De Voorzitter overwoog dat de verweerder beleidsvrijheid heeft bij het verlangen van een revisievergunning en dat hij in redelijkheid kon besluiten dat een dergelijke vergunning nodig was. Het primaire verzoek om de aanvraag voor een veranderingsvergunning in behandeling te nemen werd afgewezen, omdat partijen het erover eens waren dat uiteindelijk een revisievergunning vereist zou zijn. Ook het subsidiaire verzoek om een tijdelijke vergunning te verlenen werd afgewezen, omdat de aanvraag onvolledig was en er een geluidrapport ontbrak. De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en wees het verzoek af.

Uitspraak

200507742/1.
Datum uitspraak: 7 oktober 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 16 augustus 2005 heeft verweerder besloten met toepassing van artikel 8.4, tweede lid, van de Wet milieubeheer de op 12 juli 2005 door verzoekster ingediende aanvraag om een vergunning voor het veranderen van haar inrichting gelegen aan de [locatie] te [plaats], buiten behandeling te laten.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 2 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De gronden heeft verzoekster aangevuld bij brief van 23 september 2005.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 september 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. R.S. Wertheim, advocaat te Zwolle, en ing. M.P. Vlottes, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    De aanvraag om een veranderingsvergunning heeft onder andere betrekking op het produceren, bewerken, verpakken, opslaan en verkopen van kunststoffen, alsmede op het uitbreiden van de meng- en opslagcapaciteit binnen de inrichting. Verweerder heeft besloten de aanvraag buiten behandeling te laten omdat voor de hierin genoemde activiteiten naar zijn mening een revisievergunning dient te worden aangevraagd; tevens ontbreken enkele noodzakelijke gegevens.
2.2.    Ter zitting is gebleken dat het verzoek van verzoekster zo moet worden opgevat dat zij de Voorzitter verzoekt een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat verweerder wordt opgedragen om de aanvraag in behandeling te nemen, dan wel subsidiair om de aanvraag te beschouwen als een aanvraag voor een tijdelijke veranderingsvergunning en aldus in behandeling te nemen.
2.3.    Ten aanzien van het primaire verzoek overweegt de Voorzitter als volgt.
Voorop moet worden gesteld dat verweerder, gelet op artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer, beleidsvrijheid toekomt bij het al dan niet verlangen van een revisievergunning indien een veranderingsvergunning is aangevraagd. In het bestreden besluit en ter zitting heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet waarom hij, naar aanleiding van de gevraagde veranderingsvergunning voor onbepaalde duur, heeft bepaald dat een vergunning moet worden aangevraagd voor die verandering en voor het in werking hebben na die verandering van de gehele inrichting.
Naar het voorlopig oordeel van de Voorzitter heeft verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid een revisievergunning kunnen verlangen. Daarom, en nu partijen het er ook over eens zijn dat op den duur een revisievergunning is vereist, ziet de Voorzitter geen reden om verweerder bij wijze van voorlopige voorziening op te dragen de aanvraag om een veranderingsvergunning voor onbepaalde tijd in behandeling te nemen. Het primaire verzoek komt niet voor toewijzing in aanmerking.
2.4.    Ten aanzien van het subsidiaire verzoek overweegt de Voorzitter als volgt.
De Voorzitter acht het op zichzelf niet ondenkbaar, ook als moet worden aangenomen dat een revisievergunning voor de inrichting nodig is, dat desgevraagd een uitbreidings-/wijzigingsvergunning wordt verleend voor beperkte tijd, vooruitlopend op de revisievergunning. In dit geval ligt een dergelijke aanvraag niet voor, terwijl tevens is gebleken dat de onderhavige aanvraag in elk geval ook in zoverre onvolledig is dat een geluidrapport ontbreekt met betrekking tot de effecten van de voorgenomen maalactiviteiten en de vraag hoe die kunnen worden ingepast in de bestaande geluidruimte. Daarom kan ook het subsidiaire verzoek niet worden ingewilligd.
2.5.    Gelet op het voorgaande dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.L. Toorenburg-Bovenkerk, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt    w.g. Toorenburg-Bovenkerk
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2005
334.