ECLI:NL:RVS:2005:AU4556
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Th.G. Drupsteen
- M.J. van der Zijpp
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake windturbines door de Raad van State
In deze zaak heeft de Raad van State op 11 oktober 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de oprichting van windturbines door verschillende besloten vennootschappen. Verzoekster, de stichting 'Stichting Windhoek', had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delfzijl, dat op 28 september 2005 een verzoek om bestuurlijke handhavingmiddelen had afgewezen. De stichting verzocht de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening was dat de oprichting van de windturbines zonder de benodigde milieuvergunning in strijd was met de Wet milieubeheer.
Tijdens de zitting op 4 oktober 2005 werd duidelijk dat het verzoek om voorlopige voorziening geen betrekking had op de windturbines van Sailwind, maar op die van Hambaken I, Hambaken II en Virtus. De stichting stelde dat deze windturbines samen één inrichting vormden, waardoor een vergunning vereist was. De Voorzitter overwoog dat, volgens de Wet milieubeheer, installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars nabijheid zijn gelegen als één inrichting worden beschouwd.
De Voorzitter concludeerde echter dat er geen relevante technische en functionele bindingen tussen de windturbines bestonden. De betrokken vennootschappen hadden verschillende bestuurders en aandeelhouders, en er was geen bewijs dat zij organisatorisch met elkaar verbonden waren. Aangezien het gezamenlijk elektrisch vermogen van de windturbines van Virtus, Hambaken I en Hambaken II kleiner was dan 15 MW, was het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer van toepassing, en was er geen milieuvergunning nodig voor de oprichting van deze windturbines. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.