ECLI:NL:RVS:2005:AU4558

Raad van State

Datum uitspraak
19 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503709/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Beekhuis
  • W. van Hardeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavingsmaatregelen ten aanzien van horeca-inrichting en geluidsoverlast

In deze zaak heeft de Raad van State op 19 oktober 2005 uitspraak gedaan over de weigering van de gemeente Schinnen om handhavingsmaatregelen te treffen tegen een horeca-inrichting. Appellanten, bewoners van een perceel nabij de horeca-inrichting, dienden een verzoek in op 7 september 2004 om bestuursdwang of het stellen van nadere eisen, omdat zij geluidsoverlast ondervonden. De gemeente weigerde op 2 november 2004 handhavingsmaatregelen te treffen en verklaarde het bezwaar van appellanten ongegrond bij besluit van 15 maart 2005. Appellanten gingen hiertegen in beroep bij de Raad van State, die de zaak op 30 september 2005 ter zitting behandelde.

De Raad van State overwoog dat op 1 juli 2005 nieuwe wetgeving in werking trad, maar dat het recht zoals dat gold vóór deze datum van toepassing bleef op het geding. De Afdeling bestuursrechtspraak concludeerde dat de gemeente in redelijkheid had kunnen afzien van het stellen van nadere eisen, omdat niet aannemelijk was dat de geluidgrenswaarden werden overschreden buiten de twaalf dagen per jaar waarvoor ontheffing was verleend. De Afdeling verwierp het beroep van appellanten als ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt de afweging die gemaakt moet worden tussen de belangen van de horeca-inrichting en de belangen van omwonenden, en bevestigt dat de gemeente de ruimte heeft om handhavingsmaatregelen te weigeren als er geen overtredingen worden vastgesteld.

Uitspraak

200503709/1.
Datum uitspraak: 19 oktober 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Schinnen,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2004 heeft verweerder geweigerd handhavingsmaatregelen te treffen dan wel nadere eisen te stellen ten aanzien van de [horeca-inrichting] aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 15 maart 2005, verzonden op 18 maart 2005, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 24 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2005, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 september 2005, waar appellanten in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. W.J.M. van Buggenum, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is [horeca-inrichting], vertegenwoordigd door T.L.M. Vrancken-Habets, daar als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2.    Aan het geding ligt ten grondslag het verzoek van appellanten van 7 september 2004 om toepassing van bestuursdwang dan wel het stellen van nadere eisen, te weten het begrenzen van de aanwezige geluidinstallatie, ten aanzien van bovengenoemde inrichting. De inrichting is gesitueerd in een gedeelte van [perceel]. Appellanten bewonen een ander gedeelte van het [perceel]. Zij stellen geluidoverlast te ondervinden als gevolg van het in werking zijn van de inrichting.
2.3.    De Voorzitter heeft bij uitspraak van 3 juni 2005, no.
200503709/2, in het kader van het verzoek van appellanten om met toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van het thans bestreden besluit een voorlopige voorziening te treffen, gemotiveerd aangegeven dat niet aannemelijk is geworden dat, buiten de twaalf dagen per jaar dat ontheffing is verleend, niet wordt voldaan aan de geluidgrenswaarden zoals opgenomen in voorschrift 1.1.1 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer en dat verweerder om die reden in redelijkheid heeft kunnen afzien van het stellen van nadere eisen. De Afdeling ziet, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, geen aanleiding om thans een ander standpunt in te nemen en verwijst voor de motivering van dat standpunt naar genoemde uitspraak.
2.4.    Het beroep is ongegrond.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis    w.g. Van Hardeveld
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2005
312-493.