ECLI:NL:RVS:2005:AU5109
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- D.A.C. Slump
- S.H. van den Ende
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking van een verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft verzoeker op 19 augustus 2005 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen van 11 juli 2005. Tegelijkertijd heeft hij de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 2 september 2005 heeft verzoeker echter zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het college van burgemeester en wethouders van Brummen. Dit verzoek is ingediend omdat het college op 1 september 2005 de begunstigingstermijn van het dwangsombesluit had verlengd tot zes weken na de uitspraak op het hoger beroep, wat volgens verzoeker een gedeeltelijke tegemoetkoming inhield.
De Voorzitter heeft de zaak zonder zitting behandeld en heeft overwogen dat er sprake is van 'gedeeltelijk tegemoetkomen' in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat indien een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Voorzitter heeft geoordeeld dat de verlenging van de begunstigingstermijn door het college van burgemeester en wethouders van Brummen als een gedeeltelijke tegemoetkoming kan worden beschouwd.
In de beslissing heeft de Voorzitter het college van burgemeester en wethouders van Brummen veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 322,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De gemeente Brummen dient dit bedrag aan verzoeker te betalen onder vermelding van het zaaknummer. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 oktober 2005.