ECLI:NL:RVS:2005:AU5109

Raad van State

Datum uitspraak
13 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200507313/3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking van een verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft verzoeker op 19 augustus 2005 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen van 11 juli 2005. Tegelijkertijd heeft hij de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 2 september 2005 heeft verzoeker echter zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het college van burgemeester en wethouders van Brummen. Dit verzoek is ingediend omdat het college op 1 september 2005 de begunstigingstermijn van het dwangsombesluit had verlengd tot zes weken na de uitspraak op het hoger beroep, wat volgens verzoeker een gedeeltelijke tegemoetkoming inhield.

De Voorzitter heeft de zaak zonder zitting behandeld en heeft overwogen dat er sprake is van 'gedeeltelijk tegemoetkomen' in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat indien een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Voorzitter heeft geoordeeld dat de verlenging van de begunstigingstermijn door het college van burgemeester en wethouders van Brummen als een gedeeltelijke tegemoetkoming kan worden beschouwd.

In de beslissing heeft de Voorzitter het college van burgemeester en wethouders van Brummen veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 322,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De gemeente Brummen dient dit bedrag aan verzoeker te betalen onder vermelding van het zaaknummer. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 oktober 2005.

Uitspraak

200507313/3.
Datum uitspraak: 13 oktober 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te woonplaats],
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht).
1. Procesverloop
Bij brief van 19 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 11 juli 2005. Bij brief van 19 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 2 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken en de Voorzitter verzocht het college van burgemeester en wethouders van Brummen te veroordelen in de door hem opgekomen proceskosten.
Bij brief van 20 september 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Brummen een verweerschrift ingediend.
2. Overwegingen
2.1. De Voorzitter doet uitspraak zonder zitting.
2.2. Ingevolge artikel 8:84, vierde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, in geval van intrekking van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.
2.3. Bij de overeenkomstige toepassing van artikel 8:75a van de Awb in een voorlopige voorziening-procedure dient de vraag of sprake is van "geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen" in de eerste plaats te worden gerelateerd aan het specifieke doel van die procedure, te weten het voorkomen van onevenredig nadeel hangende de bezwaar- of (hoger)beroepsprocedure. Aldus wordt "geheel of gedeeltelijk tegemoetgekomen" in de zin van dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit voorlopig opschort, dan wel de gevraagde voorlopige maatregel verricht, waardoor onevenredig nadeel wordt voorkomen.
Verzoeker heeft zijn verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken omdat het college bij besluit van 1 september 2005 de begunstigingstermijn van het dwangsombesluit heeft verlengd tot 6 weken na uitspraak op het hoger beroep.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de Voorzitter sprake van "gedeeltelijk tegemoetkomen" in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
2.4. Het verzoek dient als kennelijk gegrond op na te melden wijze te worden toegewezen.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Brummen tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Brummen aan verzoeker onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. van den Ende, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van den Ende
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2005
275.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,