ECLI:NL:RVS:2005:AU6216

Raad van State

Datum uitspraak
10 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200508573/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • M. Duursma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake gebruik pand Hofdijkstraat 1 te Eindhoven door Lidl Nederland GmbH

In deze zaak heeft de Raad van State op 10 november 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van Lidl Nederland GmbH. Het verzoek volgde op een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven, dat Lidl had gelast om het pand op het perceel Hofdijkstraat 1 te Eindhoven terug te brengen in de oude staat van magazijnruimte en het gebruik als supermarkt te beëindigen. Dit besluit was genomen onder aanzegging van bestuursdwang en moest binnen zes weken na verzending van het besluit worden uitgevoerd.

Lidl heeft tegen dit besluit hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 3 november 2005 behandeld. Tijdens de zitting zijn zowel Lidl als de gemeente Eindhoven vertegenwoordigd. De Voorzitter heeft overwogen dat het verzoek van Lidl om de uitvoering van het besluit op te schorten, gelet op de omstandigheden, gerechtvaardigd is. Het belang van Lidl om de supermarkt in gebruik te nemen weegt niet op tegen het belang van de gemeente om geen nieuwe beslissing op bezwaar te nemen totdat het hoger beroep is behandeld.

De Voorzitter heeft besloten dat Lidl geen nieuwe beslissing op het bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit betekent dat Lidl voorlopig niet hoeft te voldoen aan de eisen van het besluit van de gemeente. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 november 2005.

Uitspraak

200508573/2.
Datum uitspraak: 10 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van onder meer:
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/3426 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 augustus 2005 in het geding tussen:
Lidl Nederland GmbH , gevestigd te Huizen
en
verzoeker.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 30 maart 2004  heeft verzoeker Lidl Nederland GmbH (hierna: Lidl) onder aanzegging van bestuursdwang gelast het pand op het perceel Hofdijkstraat 1 te Eindhoven terug te brengen in de oude staat namelijk van supermarkt tot magazijnruimte en het gebruik als supermarkt te beëindigen, beiden binnen zes weken na verzending van het besluit.
Bij besluit van 10 december 2004 heeft verzoeker het daartegen gemaakte bezwaar, voorzover hier van belang, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 augustus 2005, verzonden op 5 september 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het college opgedragen een nieuwe besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 7 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2005, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 17 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 november 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.J.A. Creij, ambtenaar van de gemeente, en Lidl, vertegenwoordigd door mr. D.H. Nas, advocaat te Nijmegen, [directeur] en [vastgoedmanager] zijn verschenen. Voorts zijn [partijen] in persoon, bijgestaan door ir. J. van den Burg, gemachtigde, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat verzoeker in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak althans geen nieuwe beslissing op bezwaar hoeft te nemen. Voorts heeft verzoeker verzocht te bepalen dat Lidl zich onthoudt van het treffen van voorbereidende werkzaamheden tot inrichting van het pand als supermarkt.
2.3.    Tegenover het belang van verzoeker staat het belang van Lidl om de supermarkt in gebruik te nemen. Dit betreft een financieel belang, dat naar het oordeel van de Voorzitter niet voldoende zwaar opweegt tegen het belang van verzoeker om in afwachting van de uitspraak van de Afdeling geen nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Daarbij neemt de Voorzitter in aanmerking dat er geen aanleiding is om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure zonder meer geheel in stand zal blijven. Voorts beschikt Lidl niet over een gebruiksvergunning, zodat de supermarkt, waar meer dan 50 personen tegelijk aanwezig kunnen zijn, niet, althans niet op korte termijn, in gebruik kan worden genomen. In dat verband is van belang dat het college een tweede voor de zonder de daarvoor vereiste bouwvergunning aangebrachte bouwkundige voorzieningen gevraagde bouwvergunning heeft geweigerd en de rechtbank het beroep tegen de beslissing op bezwaar, waarbij die weigering is gehandhaafd, bij uitspraak van 19 augustus 2005 ongegrond heeft verklaard. Een gebruiksvergunning voor het gebruik van het pand in de huidige toestand kan daarom thans niet worden verleend. Voorts zal, zoals ter zitting aan de orde is geweest, de Afdeling het hoger beroep spoedig behandelen.
2.4.    Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek toe te wijzen, voorzover het strekt tot het niet nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar totdat de Afdeling op het hoger beroep van verzoeker heeft beslist. Voor het treffen van een verdergaande voorziening wordt geen aanleiding gezien.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar van Lidl Nederland GmbH hoeft te nemen, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Duursma
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2005
378.