ECLI:NL:RVS:2005:AU6228

Raad van State

Datum uitspraak
11 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200508577/1 en 200508577/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • M. Duursma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit gemeenteraad Valkenswaard inzake bestemmingsplannen en herziening uitbreidingsplannen

Op 24 juni 2004 heeft de gemeenteraad van Valkenswaard verklaard dat er een herziening wordt voorbereid van de uitbreidingsplannen "Hoge Akkers-West", "Emmalaan" en de bestemmingsplannen "Buitengebied" en "Dommelen" voor het "Ontwikkelingsgebied Dommeldal/Valkenswaard-Zuid". Tegen dit besluit hebben appellanten bezwaar gemaakt, dat op 25 november 2004 ongegrond werd verklaard. Vervolgens hebben appellanten hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij ook verzochten om een voorlopige voorziening. De rechtbank 's-Hertogenbosch had eerder op 8 september 2005 het beroep van appellanten ongegrond verklaard.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 november 2005 behandeld. In de overwegingen werd vastgesteld dat er geen beletsel was voor een onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak. De Voorzitter oordeelde dat het besluit van 24 juni 2004 was vervallen op 20 juli 2005, omdat er geen ontwerpbestemmingsplan ter inzage was gelegd binnen de wettelijk vereiste termijn van één jaar. Dit betekende dat er geen belang meer bestond bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de beslissing op bezwaar van 25 november 2004.

Het hoger beroep werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het besluit van 24 november 2004 werd niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 11 november 2005.

Uitspraak

200508577/1 en 200508577/2.
Datum uitspraak: 11 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/354 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 september 2005 in het geding tussen:
appellanten
en
de raad van de gemeente Valkenswaard.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2004 heeft de raad van de gemeente Valkenswaard (hierna: de gemeenteraad) verklaard dat met toepassing van artikel 21, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) een herziening wordt voorbereid van (delen van) de uitbreidingsplannen "Hoge Akkers-West", "Emmalaan" en "in hoofdzaken (herziening 1962)", alsmede de bestemmingsplannen "Buitengebied" en "Dommelen", voor "Ontwikkelingsgebied Dommeldal/Valkenswaard-Zuid".
Bij besluit van 25 november 2004 heeft de gemeenteraad het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 september 2005, verzonden op 14 september 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 10 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij deze brief hebben appellanten de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 24 oktober 2005 en bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 november 2005, hebben appellanten nadere stukken ingediend.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 november 2005, waar [gemachtigde] in persoon en de raad, vertegenwoordigd door mr. G.M. van den Boom, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1.    Overwegingen
2.2.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.3.    Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de WRO kan de gemeenteraad verklaren, dat een bestemmingsplan wordt voorbereid.
Ingevolge het vierde lid vervalt een besluit als bedoeld in het eerste lid, indien niet binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding daarvan het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd.
Ingevolge het zesde lid kan, indien het voorbereidingsbesluit geldt voor een gebied dat tot een bebouwde kom behoort en ten aanzien waarvan bij een structuurplan aanwijzingen voor de bestemming zijn gegeven, in afwijking van het vierde lid bij het besluit worden bepaald, dat het besluit vervalt indien niet binnen een bij het besluit aan te geven termijn het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd. Die termijn mag op niet langer dan twee jaar gesteld worden.
2.4.    Ten aanzien van het betrokken gebied zijn bij een structuurplan aanwijzingen voor de bestemming gegeven. Bij het besluit van 24 juni 2004 is echter niet bepaald dat de termijn gedurende welke het voorbereidingsbesluit van kracht is in afwijking van artikel 21, vierde lid, van de WRO op een langere termijn dan één jaar is gesteld. Dat betekent, nu geen ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd binnen de periode van één jaar na 20 juli 2004, de dag waarop het besluit in werking is getreden, dat dat besluit is vervallen op 20 juli 2005. Vast staat dat na het vervallen van het besluit geen op hetzelfde gebied betrekking hebbend voorbereidingsbesluit is genomen. De rechtbank heeft niet onderkend dat daarom geen belang meer bestond bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de aan de orde zijnde beslissing op bezwaar van 25 november 2004.
2.5.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 24 november 2004 alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
2.6.    Gelet hierop, ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 september 2005, AWB 05/354;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk;
IV.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Duursma
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2005
378.