ECLI:NL:RVS:2005:AU6649

Raad van State

Datum uitspraak
15 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200508664/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • W. van Hardeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake wateroverlast door inrichting

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 november 2005 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoekers betreft een besluit van 16 september 2005, waarbij de gemeente Emmen het verzoek om handhaving van verzoekers met betrekking tot de inrichting van een vergunninghouder heeft afgewezen. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en hebben de Voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vrezen voor wateroverlast op hun perceel, veroorzaakt door waterbassins op het perceel van de inrichting.

Tijdens de zitting op 10 november 2005 is het verzoek behandeld. Verzoekers hebben gesteld dat de waterbassins niet tijdig worden geleegd, wat leidt tot overstromingen en wateroverlast op hun lager gelegen perceel. De Voorzitter heeft vastgesteld dat de revisievergunning, verleend op 29 maart 2005, geen voorschriften bevatte over de opvang en opslag van hemelwater. Dit betekent dat er geen vergunningvoorschrift is overtreden, ongeacht de juistheid van de stellingen van verzoekers.

Op basis van deze overwegingen heeft de Voorzitter besloten het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 november 2005.

Uitspraak

200508664/1.
Datum uitspraak: 15 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Emmen,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 16 september 2005, kenmerk 05.33539, heeft verweerder het verzoek om handhaving van verzoekers met betrekking tot de inrichting van [vergunninghouder] aan het [locatie] te [plaats] (hierna: de inrichting), afgewezen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij brief van 13 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op 14 oktober 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 november 2005, waar van verzoekers [gemachtigde], bijgestaan door mr. drs. J.A. van 't Slot, en verweerder, vertegenwoordigd door J. van Dijk, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. A.J. Poelman, als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het geding zich toespitst op de door verzoekers gestelde met name in de herfst- en winterperiode te verwachten wateroverlast op hun perceel.
Op het perceel van de inrichting zijn waterbassins geplaatst waarin hemelwater wordt opgevangen. Verzoekers stellen dat de waterbassins niet tijdig worden geleegd en dat deze derhalve overstromen en wateroverlast veroorzaken op het lager gelegen perceel van verzoekers.
2.2.    De Voorzitter stelt vast dat de voor de inrichting bij besluit van 29 maart 2005 krachtens de Wet milieubeheer verleende revisievergunning, welke ten tijde van nemen van het bestreden besluit rechtskracht had, geen voorschriften bevat inzake de opvang en opslag van hemelwater. Daargelaten de juistheid van de stelling van verzoekers is derhalve geen vergunningvoorschrift overtreden.
2.3.    Gezien het vorenstaande dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll    w.g. Van Hardeveld
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2005
312.