ECLI:NL:RVS:2005:AU6659

Raad van State

Datum uitspraak
23 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200501063/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • L. Groenendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag energiepremie door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

In deze zaak heeft de Raad van State op 23 november 2005 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een energiepremie door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De appellant had op 28 mei 2004 een aanvraag ingediend voor een energiepremie in verband met de aanschaf van zonnepanelen. Deze aanvraag werd afgewezen, waarna de appellant bezwaar maakte. Het bezwaar werd op 29 december 2004 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep bij de Raad van State op 2 februari 2005.

De appellant stelde dat de zonnepanelen door een installateur waren geplaatst, maar de Minister had vastgesteld dat de appellant zelf de installatie had uitgevoerd. De Raad van State oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de installatie door een erkende installateur was uitgevoerd, zoals vereist door de Tijdelijke regeling energiepremies 2003. De appellant had bij de aanvraag verklaard dat hij de zonnepanelen zelf had geïnstalleerd, wat in strijd was met de voorwaarden voor het verkrijgen van de premie.

De Raad van State concludeerde dat de Minister terecht had geoordeeld dat de appellant niet in aanmerking kwam voor de energiepremie, omdat de installatie niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de voorwaarden voor subsidies en de verantwoordelijkheden van aanvragers.

Uitspraak

200501063/1.
Datum uitspraak:23 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2004 heeft verweerder de aanvraag van appellant om een energiepremie afgewezen.
Bij besluit van 29 december 2004 heeft verweerder het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 februari 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven van 2 maart 2005 en 24 maart 2005.
Bij brief van 25 maart 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2005, waar appellant en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Piras, ambtenaar ten departemente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 15.13, eerste lid van de Wet milieubeheer (hierna: de Wm) kan verweerder voor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen activiteiten op het gebied van het milieubeheer subsidie verstrekken.
2.1.1.    Krachtens artikel 15.13, eerste lid, van de Wm is vastgesteld de Tijdelijke regeling energiepremies 2003 (Stcrt. 2002, nr. 248), gewijzigd bij regeling van 5 augustus 2003 (Stcrt. 2003, nr. 157; hierna: de Tre 2003).
Ingevolge artikel II, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling intrekking en overgangsbepalingen Tijdelijke regeling energiepremies 2003 (Stcrt. 2003, 193), gewijzigd bij regeling van 6 november 2003 (Stcrt. 2003, 220) (hierna: de Intrekkingsregeling), voorzover hier van belang, is de Tre 2003 met ingang van 16 oktober 2003 ingetrokken, met dien verstande dat de artikelen 1 tot en met 10 en 12 en de bijlagen 1 en 2 van toepassing blijven ten aanzien van een op of na 16 oktober 2003 ingediende aanvraag ten aanzien van een apparaat of voorziening, terzake waarvan de koopovereenkomst vóór genoemde datum is gesloten.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder g, van de Tre 2003 wordt onder energiepremie verstaan: in bijlage 1 genoemde premie, uit te keren vanwege de aanschaf van een daarin genoemd apparaat of een daarin genoemde premie.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder j, van de Tre 2003, voorzover hier van belang, wordt onder voorziening verstaan: in het kalenderjaar 2003 aangeschafte, in of aan een woning aangebrachte en in werking zijnde nieuwe energiebesparende voorziening of maatregel als genoemd in bijlage 1.
Bijlage 1, behorend bij artikel 1, onder d en j, van de Tre 2003 (energiepremielijst met omschrijving apparaten en voorzieningen) vermeldt in de omschrijving bij "Titel 3010: Fotovoltaïsche zonne-energie (PV-systeem)" onder meer dat de energiepremie wordt vastgesteld op basis van de som van de nominale vermogens van de zonnepanelen, uitgedrukt in Wp. Indien het gezamenlijk vermogen van de voor een woning of een woongebouw bestemde panelen groter is dan 600 Wp dient de installatie verzorgd te zijn door een overeenkomstig de Vestigingswet gevestigde installateur.
2.2.    Appellant heeft op 12 oktober 2003 opdracht gegeven voor de levering van twee PV-systemen van 600 Wp per systeem. De aanvraag van appellant voor een energiepremie dateert van oktober 2003 en is op 24 december 2003 bij het energiebedrijf ingekomen.
2.3.    Het betoog van appellant komt erop neer dat verweerder in de beslissing op bezwaar ten onrechte heeft gesteld dat de werkzaamheden door hem zelf zijn uitgevoerd. De installatie is uitgevoerd door het bedrijf van zijn broer, [naam bedrijf], aldus appellant. Weliswaar heeft hij bij de indiening van de aanvraag verklaard dat hij de zonnepanelen zelf heeft geïnstalleerd, maar hiermee heeft hij bedoeld dat hij dit in eigen beheer heeft gedaan. Ter adstructie heeft appellant een verklaring van voormeld installatiebedrijf bijgevoegd.
2.3.1.    Dit betoog treft geen doel. Aangezien appellant een aanvraag voor energiepremie heeft ingediend ten aanzien van door hem als doe-het-zelf pakket gekochte zonnepanelen met een totaal vermogen van 1200 Wp, dienden deze panelen, gelet op Bijlage 1 behorend bij artikel 1, onder d en j, van de Tre 2003, te worden geïnstalleerd door een overeenkomstig de Vestigingswet gevestigde installateur. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat niet hijzelf, maar een installateur als hiervoor bedoeld, de zonnepanelen heeft geïnstalleerd. Dat de broer van appellant bij de installatie heeft geholpen, wat daar ook van zij, betekent niet dat de installatie heeft plaatsgevonden overeenkomstig de hiervoor genoemde bepalingen van Bijlage 1.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder ervan uit mogen gaan dat appellant de zonnepanelen zelf heeft geïnstalleerd, zoals hij ook bij de indiening van zijn aanvraag heeft verklaard. Reeds hierom komt appellant niet in aanmerking voor energiepremie.
Voorzover appellant heeft aangevoerd dat een ambtenaar van de gemeente Sittard-Geleen hem heeft meegedeeld dat hij de zonnepanelen zelf kon installeren, volgt hieruit niet dat appellante erop kon vertrouwen dat hem de gevraagde energiepremie zou worden verleend, aangezien aan de gemeente bij de uitvoering van de Tre 2003 geen bevoegdheden toekomen.
2.4.    Het beroep is ongegrond.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Groenendijk
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2005
164-465.