200502804/1.
Datum uitspraak: 23 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 04/2093 van de rechtbank Rotterdam van 16 februari 2005 in het geding tussen:
de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer.
Bij brief van 28 januari 2004 heeft de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de Algemeen Directeur) het verzoek van appellant om vergoeding van door hem in verband met het afstempelen van een Spaans kentekenbewijs geleden schade afgewezen. Bij besluit van 3 juni 2004 heeft de Algemeen Directeur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 februari 2005, verzonden op 17 februari 2005, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 29 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 6 juni 2005 heeft de Algemeen Directeur van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van de Algemeen Directeur. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 oktober 2005, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. A. Neermawatie Nandoe, advocaat te Wassenaar, en de Algemeen Directeur, vertegenwoordigd door mr. O.C.A. Langemeijer, werkzaam bij de Dienst Wegverkeer, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, - voorzover thans van belang - dient degene, aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen, tegen dat besluit bezwaar te maken.
2.2. De Dienst Wegverkeer heeft op een aan appellant afgegeven Spaans kentekenbewijs inzake het voertuig met het Spaanse kenteken […] (hierna: het Spaanse kentekenbewijs) een stempel geplaatst, waarop de datum 31 mei 2000 is vermeld, alsmede de aanduidingen "RDW" en "Schiedam". Bij het stempel is een paraaf geplaatst.
2.3. Appellant heeft vergoeding gevraagd van de schade die hij stelt te hebben geleden ten gevolge van de afstempeling van het Spaanse kentekenbewijs.
2.4. Ambtshalve dient te worden beoordeeld of de rechtbank het plaatsen van een stempel op het Spaanse kentekenbewijs terecht als een besluit, als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, heeft aangemerkt.
2.5. Ter zitting van de Afdeling is door de Algemeen Directeur verklaard dat het Spaanse kentekenbewijs door het plaatsen van het stempel ongeldig is geworden, aangezien op een kentekenbewijs krachtens wettelijke voorschriften geen wijzigingen mogen worden aangebracht. Voorts is ter zitting door de Algemeen Directeur verklaard dat het gebruikelijk is dat wanneer een in het buitenland geregistreerd voertuig ter invoerkeuring aan de Dienst Wegverkeer wordt aangeboden, het bij dat voertuig behorende kentekenbewijs ongeldig wordt gemaakt door het daarop plaatsen van een stempel of op andere wijze, bijvoorbeeld door het afknippen van een hoekje van het kentekenbewijs.
2.6. Het beweerdelijk schadeveroorzakend handelen - het plaatsen van een stempel op het Spaanse kentekenbewijs - is, zoals ter zitting van de Afdeling desgevraagd ook namens appellant is verklaard, geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, maar een feitelijke handeling, vergelijkbaar met het perforeren of het afknippen van een hoekje van een kentekenbewijs. Daartegen staat geen beroep bij de bestuursrechter open.
2.7. Gelet op hetgeen is overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 6 mei 1997 in zaak no. H01.96.0578/Q01 (AB 1997, 229) volgt uit het vorenstaande dat ook de weigering van de Algemeen Directeur de gestelde schade als gevolg van bedoeld schadeveroorzakend handelen te vergoeden niet bij de bestuursrechter beroepbaar is, zodat daartegen evenmin bezwaar kon worden gemaakt. Het bezwaar van appellant tegen de brief van 28 januari 2004 had dan ook niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De rechtbank heeft dat miskend.
2.8. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Het bij de rechtbank ingestelde beroep dient alsnog gegrond te worden verklaard. De bestreden beslissing van 3 juni 2004 komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. Nu de Algemeen Directeur met inachtneming van deze uitspraak geen ander besluit kan nemen dan het door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, zal de Afdeling op de hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.9. De Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 februari 2005, no. 04/2093;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer van 3 juni 2004 met kenmerk VIZ 2004/4694/2821;
V. verklaart het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 28 januari 2004 niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. veroordeelt de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1288.00,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Dienst Wegverkeer aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VIII. gelast dat Dienst Wegverkeer aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 343,00 (zegge: driehonderdrieenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. De Leeuw-van Zanten
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2005