ECLI:NL:RVS:2005:AU6694

Raad van State

Datum uitspraak
23 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502241/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan 'Gronden omgeving Utopia' door college van burgemeester en wethouders van Texel

Op 16 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Texel het wijzigingsplan 'Gronden omgeving Utopia' vastgesteld. Dit plan werd goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland op 11 januari 2005. Appellanten, exploitanten van landbouwgronden nabij het plangebied, hebben beroep ingesteld tegen deze goedkeuring, vrezend voor inkomens- en vermogenschade door de wijziging van de bestemming van agrarische gronden naar natuurgebied. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 oktober 2005 behandeld. De appellanten waren niet aanwezig, maar de verweerder was vertegenwoordigd door W.J. Ardewijn en het college van burgemeester en wethouders door mr. C.H. de Witte.

De Afdeling heeft overwogen dat de goedkeuring van het wijzigingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De appellanten stelden dat de wijziging zou leiden tot schade aan hun landbouwgronden door een toename van het aantal vogels, met name ganzen. Verweerder heeft echter gesteld dat de inrichting van het natuurgebied gericht is op andere vogelsoorten, waardoor de vraatschade zou afnemen. Bovendien is er geen bewijs dat de waterhuishouding negatief beïnvloed zou worden door de wijziging.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het wijzigingsplan voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan en dat de goedkeuring door verweerder rechtmatig was. De Afdeling heeft het beroep van de appellanten ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 23 november 2005.

Uitspraak

200502241/1.
Datum uitspraak: 23 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2004, heeft het college van burgemeester en wethouders van Texel het wijzigingsplan "Gronden omgeving Utopia" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 11 januari 2005, kenmerk 2004-59859, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 7 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 8 maart 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 25 mei 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 1 augustus 2005. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2005, waar verweerder, vertegenwoordigd door W.J. Ardewijn, ambtenaar van de provincie, is verschenen. Voorts is daar gehoord het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. C.H. de Witte, ambtenaar van de gemeente.
Appellanten zijn niet verschenen.
2.    Overwegingen
Overgangsrecht
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.
Toetsingskader van de Afdeling
2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voorzover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het wijzigingsplan
2.3.    Het wijzigingsplan is gebaseerd op artikel 3, lid 15, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied Texel, herziening ex artikel 30 WRO" (hierna: het bestemmingsplan). Met het wijzigingsplan wordt voor een deel van het perceel kadastraal bekend gemeente Texel, sectie L nr. 311 (hierna: het Utopiaterrein), de bestemming 'Agrarische doeleinden, categorie 1' gewijzigd in de bestemming 'Natuurgebied A'. Het wijzigingsplan is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Het standpunt van appellanten
2.4.    Appellanten, beiden exploitant van naast het plangebied gelegen landbouwgronden, stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan. Appellanten vrezen dat zij inkomens- en vermogenschade zullen ondervinden van het wijzigen van de bestemming. Zij verwachten dat in het gebied meer gevogelte zal gaan broeden, waardoor schade ontstaat aan de naastgelegen agrarische gronden en het stuifdek van de bloembollen dreigt te zullen worden weggevreten. Daarnaast voeren appellanten aan dat hun landbouwgronden door brak water zullen worden omsloten en dat ook door het te verwachten brakke grondwater schade aan de gewassen zal ontstaan.
Het standpunt van verweerder
2.5.    Verweerder heeft het wijzigingsplan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht geacht en heeft het goedgekeurd. Hij stelt zich op het standpunt dat de inrichting van het natuurgebied is gericht op een andere soort vogels dan de schadeveroorzakende ganzen zodat vraatschade zal afnemen. Voorts bestaat volgens verweerder geen grond voor de verwachting dat het plan tot gevolg heeft dat de waterhuishouding ter hoogte van de landbouwgronden brakker zal worden.
De vaststelling van de feiten
2.6.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.6.1.    Het Utopiaterrein bestaat uit twee gegraven kleiputten en 12 hectare bouwland en heeft in het bestemmingsplan de bestemming 'Agrarische doeleinden, categorie 1'.
Ingevolge artikel 3, lid 15, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming van agrarische gronden te wijzigen in 'Natuurgebied-A' (zonder recreatief medegebruik) indien de gronden binnen de aangegeven zoekgebieden liggen en de grond van de betrokken agrariër is aangekocht.
2.6.2.    Niet in geding is dat het wijzigingsplan voldoet aan de in artikel 3, lid 15, van de planvoorschriften gegeven wijzigingsregels.
2.6.3.    Het gebied is in eigendom van de Vereniging Natuurmonumenten. In het vaststellingsbesluit staat dat in het gebied een brakke natte terrestische en aquatische vegetatie wordt nagestreefd, hetgeen een versterking is van de in het gebied al aanwezige ontwikkeling.
2.6.4.    Volgens het college van burgemeester en wethouders is het plan in overeenstemming met het in samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier opgestelde "Masterplan Water voor Texel". In dit Masterplan staan maatregelen en afspraken gericht op verbetering van de kwaliteit van het water en de waterhuishouding op Texel, aldus het college. In het Masterplan staat een projectbeschrijving voor het gebied Utopia. Hierin staat vermeld dat het beleid in Utopia is gericht op scheiding van zoet en zout en op verdrogingsbestrijding. Het streven is gericht op meer waterstroming/verversing en het herstellen van de brakke natuur in het water door een betere scheiding van het zoete water dat momenteel door de natuurgebieden loopt, aldus de projectbeschrijving.
Volgens het college wordt voorts de waterkwaliteit intensief gemonitord om schade door verzilting op aangrenzende percelen te voorkomen.
2.6.5.    In het deskundigenbericht is vermeld dat de vraatschade waar appellanten op doelen met name wordt veroorzaakt door ganzen. Volgens het deskundigenbericht is de laatste jaren sprake van een explosieve groei van het aantal grauwe ganzen. Deze verblijven het gehele jaar op Texel, in tegenstelling tot de rotgans die in het voorjaar naar Siberië migreert. In het deskundigenbericht staat vermeld dat de inrichting die de Vereniging Natuurmonumenten in overleg met het Hoogheemraadschap in het gebied nastreeft, is gericht op het aantrekken van andere soorten vogels dan ganzen. In verband hiermee heeft de Vereniging Natuurmonumenten een vergunning voor het rapen/schudden van ganzeneieren. Ook overigens is de bedoeling het gebied niet aantrekkelijk te maken voor ganzen. Het voorkomen van enkele ganzen is echter, zowel in de huidige situatie als na de herinrichting niet tegen te gaan, aldus het deskundigenbericht.
Volgens het deskundigenbericht geven de nagestreefde maatregelen om het zilte watersysteem van Utopia te scheiden van het agrarische watersysteem voorts voldoende aan dat de scheiding van zoet en zout water een hoge prioriteit heeft.
Het oordeel van de Afdeling
2.7.    Met het bestaan van de door verweerder goedgekeurde wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van verweerder onverlet om in de besluitvorming omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.
2.7.1.    Partijen hebben de in het deskundigenbericht opgenomen gegevens niet bestreden, zodat wordt uitgegaan van de juistheid hiervan. Gelet op de in overweging 2.6.5. opgenomen gegevens is de vraag of zich vraatschade zal voordoen na verwezenlijking van de voorgestane ontwikkeling in grote mate afhankelijk van de inrichting van het gebied, met name de geschiktheid daarvan voor ganzen. Vastgesteld kan worden dat zowel onder de huidige agrarische bestemming als onder een bestemming als natuurgebied het gebied aantrekkelijk kan zijn als broed- en rustplaats voor ganzen. Gelet op de aan het plan ten grondslag gelegde voornemens voor de inrichting van het gebied is aannemelijk dat het gebied aantrekkelijk wordt voor andere soorten vogels dan ganzen. Gelet daarop, en in aanmerking nemend de voorgenomen maatregelen om de hoeveelheid ganzen in het gebied te verminderen, heeft verweerder in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat geen grond bestaat voor de verwachting dat zich grote vraatschade zal voordoen.
Voorts bestaat geen reden aan te nemen dat niet zal worden overgegaan tot het verwezenlijken van een scheiding tussen het brakke water in het plangebied en het watersysteem in de omliggende landbouwgebieden. Hierbij wordt, mede gelet op het deskundigenbericht, in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat de daartoe voorgenomen maatregelen niet afdoende zijn. Verweerder heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen grond bestaat voor de verwachting dat de verzilting van het plangebied negatieve gevolgen heeft voor de landbouwgronden van appellanten. Voorts heeft verweerder in redelijkheid betekenis kunnen toekennen aan de toezegging dat de waterkwaliteit zal worden gemonitord.
Mede gelet op het feit dat in het "Masterplan Water voor Texel" is opgenomen dat aantoonbare landbouwschade door de initiatiefnemers van het plan wordt vergoed, bestaat derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder geen doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen aan de voorgestane ontwikkeling van het plangebied.
2.7.2.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Langeveld
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2005
317-463.