ECLI:NL:RVS:2005:AU7160

Raad van State

Datum uitspraak
24 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200508921/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inschrijving gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens door college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op drie afzonderlijke besluiten van 13 juli 2004 geweigerd om wederpartijen in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Dit besluit werd herhaald op 22 juli 2004. Op 2 november 2004 heeft het college het bezwaar tegen deze besluiten gegrond verklaard, maar besloot opnieuw om wederpartijen niet in te schrijven. De rechtbank Amsterdam heeft op 5 september 2005 het beroep van wederpartijen gegrond verklaard en het college opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Het college heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 16 november 2005 behandeld. Het college stelde dat het geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep, omdat een inschrijving niet ongedaan kan worden gemaakt als het hoger beroep succesvol is. De Voorzitter oordeelde dat er een zwaarwegend belang was bij het treffen van de gevraagde voorziening, aangezien er geen dringende belangen waren die zich tegen inwilliging van het verzoek verzetten. De gemachtigde van wederpartijen had zich bovendien gerefereerd aan het oordeel van de Voorzitter.

De Voorzitter heeft besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en te bepalen dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam geen nieuwe beslissing op bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Deze beslissing werd op 24 november 2005 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200508921/2.
Datum uitspraak: 24 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/6687 BESLU van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2005 in het geding tussen:
[wederpartijen] wonend te Amsterdam,
en
verzoeker.
1.    Procesverloop
Bij drie afzonderlijke besluiten van 13 juli 2004 heeft verzoeker (hierna: het college) geweigerd [wederpartijen] in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Amsterdam.
Bij drie afzonderlijke besluiten van 22 juli 2004 heeft het college wederom geweigerd [wederpartijen] in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Amsterdam.
Bij besluit van 2 november 2004 heeft het college het tegen deze besluiten gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de besluiten van 13 en 22 juli 2004 vernietigd (lees: herroepen) en opnieuw besloten om [wederpartijen] niet in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Amsterdam.
Bij uitspraak van 5 september 2005, verzonden op 14 september 2005, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 26 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2005, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft het college de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 november 2005, waar het college, vertegenwoordigd door mr. B.A. Jong, advocaat te Amsterdam, is verschenen. [wederpartijen] zijn - met bericht - niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het verzoek van het college heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het college in afwachting van de uitspraak op het ingestelde hoger beroep geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen.
2.2.    In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de in bezwaar gehandhaafde weigering om [wederpartijen] in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ondeugdelijk is gemotiveerd.
Het college betoogt dat het bij de nieuw te nemen beslissing op bezwaar, gelet op de overwegingen die de rechtbank aan haar oordeel ten grondslag heeft gelegd, geen ruimte heeft om betrokkenen niet in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie. Een inschrijving zal volgens het college - waarbij het heeft verwezen naar jurisprudentie van de Afdeling - niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt als in hoger beroep zou blijken dat terecht is geweigerd om tot inschrijving over te gaan. Inschrijving zou het hoger beroep van het college derhalve bij voorbaat frustreren.
De Voorzitter acht het hiervoor weergegeven standpunt van het college niet zonder grond, zodat sprake is van een zwaarwegend belang bij het treffen van de gevraagde voorziening. Van dringende belangen die zich tegen inwilliging van het verzoek verzetten, is niet gebleken. In dit verband is van belang dat de gemachtigde van [wederpartijen] bij faxbericht van 15 november 2005 te kennen heeft gegeven zich te refereren aan het oordeel van de Voorzitter. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden ziet de Voorzitter aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam geen nieuwe beslissing op bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak    w.g. Molenaar
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2005
369.