ECLI:NL:RVS:2005:AU7560

Raad van State

Datum uitspraak
7 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200504561/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. Schaafsma
  • M.A.G. Stolker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Instemming met saneringsplan voor terrein voormalige gasfabriek te Coevorden

In deze zaak gaat het om de instemming van het college van gedeputeerde staten van Drenthe met een saneringsplan voor het terrein van de voormalige gasfabriek te Coevorden. Het besluit tot instemming werd genomen op 9 november 2004 en verzonden op 16 december 2004. Appellanten, bewoners van de omgeving, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat onvoldoende rekening is gehouden met de schadelijke gevolgen van de sanering voor hun eigendommen. Op 13 april 2005 verklaarde verweerder het bezwaar ongegrond, waarna appellanten beroep instelden bij de Raad van State op 25 mei 2005.

De zaak werd behandeld op 11 november 2005, waarbij appellanten vertegenwoordigd waren door mr. drs. J.A. van 't Slot en verweerder door M.K. Portena-Böhne en H.A. Booij. De appellanten betogen dat de schadelijke gevolgen van de sanering onvoldoende zijn afgewogen en dat de belangen van omwonenden niet zijn meegenomen in de besluitvorming. Verweerder stelt echter dat de Wet bodembescherming enkel de functionele eigenschappen van de bodem betreft en dat schade aan eigendommen van derden niet in de besluitvorming kan worden meegenomen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de mogelijkheid van schade aan eigendommen van derden geen rol kan spelen bij de instemming met het saneringsplan, omdat dit niet de bescherming van de bodem betreft. Het beroep van appellanten wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 7 december 2005.

Uitspraak

200504561/1.
Datum uitspraak: 7 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2004, kenmerk 46/Bo/A8/2004007306, verzonden op 16 december 2004, heeft verweerder ingestemd met het saneringsplan voor het terrein van de voormalige gasfabriek te Coevorden.
Bij besluit van 13 april 2005, verzonden op 14 april 2005, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 24 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 25 mei 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 4 juli 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2005, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. drs. J.A. van 't Slot, juridisch adviseur, en verweerder, vertegenwoordigd door M.K. Portena-Böhne en H.A. Booij, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Namens het college van burgemeester en wethouders van Coevorden zijn mr. H.W.J. Jonker en ing. R. Bezemer, ambtenaren van de gemeente, gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellanten betogen dat verweerder in het besluit onvoldoende aandacht heeft besteed aan de schadelijke gevolgen van de sanering voor eigendommen van de omwonenden en dat de daarbij betrokken belangen onvoldoende zijn afgewogen. Hierbij doen zij een beroep op de uitspraak  van de Hoge Raad van 6 december 2002, NJ 2003, 616.
2.2.    Verweerder betoogt hieromtrent dat in het kader van de Wet bodembescherming slechts beoordeeld kan worden of de functionele eigenschappen van de bodem behouden blijven of worden hersteld. Zijns inziens kan de vraag of eventuele schade voldoende wordt ondervangen, niet betrokken worden bij de beslissing om instemming met het saneringsplan te verlenen. Overigens wijst hij erop dat bij de in het plan weergegeven wijze van sanering wel degelijk rekening is gehouden met het beperken van het risico van schade aan opstallen van derden. De saneringstechnieken zijn zodanig gekozen dat het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Ook het ontwerp van de maatregelen is daarop afgestemd. Verder wordt voorafgaand aan de maatregelen de huidige toestand vastgelegd, zodat vastgesteld kan worden of schade optreedt. Daarbij worden hoogtebouten geplaatst aan de hand waarvan vastgesteld kan worden of zakkingen optreden. Tenslotte wordt een verzekering afgesloten om de kosten van schade aan omliggende panden te kunnen dekken. Een expertisebureau heeft een risico-beoordeling opgesteld. De daarin opgenomen adviezen worden in het plan verwerkt.
2.3.    De Afdeling overweegt dat de mogelijkheid van door een bodemsanering veroorzaakte schade aan de eigendommen van derden bij de besluitvorming omtrent de instemming met een saneringsplan geen rol kan spelen, omdat zij niet de bescherming van de bodem betreft. Zij kan in de onderhavige procedure derhalve niet aan de orde komen.
2.4.    Het beroep is ongegrond.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma    w.g. Stolker
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2005
157-433.