ECLI:NL:RVS:2005:AU7567

Raad van State

Datum uitspraak
1 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200507971/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Moordrecht - Dorpskern 2005 en voorlopige voorziening

Op 1 december 2005 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Moordrecht - Dorpskern 2005". Dit bestemmingsplan werd op 8 februari 2005 vastgesteld door de gemeenteraad van Moordrecht. Tegen dit besluit heeft een verzoeker, die in de nabijheid van de geplande ontwikkelingen woont, op 14 september 2005 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 21 november 2005 behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door ir. J. Breedveld en de verweerder, het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, werd vertegenwoordigd door mr. H. Kats. Ook de gemeenteraad was aanwezig, vertegenwoordigd door mr. R. van den Bosch.

De Voorzitter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het bestemmingsplan de vervangingen van een gymzaal door woningen en maatschappelijke voorzieningen mogelijk maakt. De verzoeker heeft aangevoerd dat de naam van het bestemmingsplan is gewijzigd ten opzichte van het ontwerp-plan en dat het plan te laat ter inzage is gelegd. De Voorzitter oordeelt dat de naamswijziging geen schade toebrengt aan de verzoeker en dat de niet-tijdige terinzagelegging geen invloed heeft op de rechtmatigheid van het besluit van de verweerder.

Verder heeft de verzoeker bezwaar gemaakt tegen de goedkeuring van bepaalde vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan, met name met betrekking tot de oprichting van een GSM-mast en de wijziging van gronden tegenover zijn woning. De gemeenteraad heeft verklaard dat er momenteel geen aanvragen zijn voor de oprichting van een GSM-mast en dat een bouwplan voor de gronden tegenover de woning van de verzoeker pas in april 2006 zal worden ingediend. Gezien deze omstandigheden heeft de Voorzitter geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening en heeft het verzoek afgewezen.

Uitspraak

200507971/2.
Datum uitspraak: 1 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2005 heeft de gemeenteraad van Moordrecht het bestemmingsplan "Moordrecht - Dorpskern 2005" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 16 augustus 2005, kenmerk DRM/ARB/05/2451A, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief, gedateerd 15 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 14 september 2005, beroep ingesteld.
Bij brief, gedateerd 15 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 14 september 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 november 2005, waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door ir. J. Breedveld, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H. Kats, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. R. van den Bosch, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.3.    Het bestemmingsplan heeft betrekking op de dorpskern van Moordrecht. Het plan maakt onder meer mogelijk dat de thans aanwezige gymzaal tegenover de woning van verzoeker wordt vervangen door woningen en maatschappelijke voorzieningen.
2.4.    Verzoeker voert aan dat de naam van het bestemmingsplan is gewijzigd ten opzichte van de naam van het ontwerp-plan. Verder stelt hij dat het plan na gedeeltelijke goedkeuring daarvan door verweerder te laat ter inzage is gelegd.
De eventuele niet-tijdige terinzagelegging van het plan na gedeeltelijke goedkeuring daarvan door verweerder betreft een omstandigheid van na het bestreden besluit, welke omstandigheid slechts van invloed kan zijn op eventuele verschoonbaarheid van termijnoverschrijding maar niet van belang is voor het antwoord op de vraag of het besluit van verweerder rechtmatig is.
In het raadsbesluit tot vaststelling van het plan is besloten de naam van het plan te wijzigen van "Moordrecht - Dorpskern 2004" in "Moordrecht - Dorpskern 2005". Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij door deze naamswijziging in zijn belangen is geschaad.
2.5.    Verzoeker kan zich niet verenigen met de goedkeuring van de in artikel 16, eerste lid, onder e., van de planvoorschriften opgenomen vrijstellingsbevoegdheid ten behoeve van het oprichten van een GSM-mast. Verzoeker stelt verder dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de in artikel 17 van de planvoorschriften opgenomen wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot gronden tegenover zijn woning.
Verzoeker beoogt hiermee onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
2.6.    Verweerder heeft artikel 16, eerste lid, onder e., van de planvoorschriften goedgekeurd. Verweerder heeft voorts goedkeuring verleend aan artikel 17 van de planvoorschriften, behoudens aan de zinsnede 'aan de straatzijde' in artikel 17, eerste lid, onder a., van de planvoorschriften, waaraan verweerder goedkeuring heeft onthouden.
2.7.    De Voorzitter stelt vast dat, voordat gebruik kan worden gemaakt van bovengenoemde vrijstellings- en wijzigingsmogelijkheden, eerst de daarbij behorende procedures moeten worden doorlopen.
Ter zitting heeft de gemeenteraad verklaard dat geen aanvragen zijn ingediend voor het oprichten van een GSM-mast, en dat van dergelijke aanvragen naar verwachting op korte termijn evenmin sprake zal zijn.
De gemeenteraad heeft ter zitting verklaard dat bij de projectontwikkelaar een bouwplan in voorbereiding is voor de ontwikkeling van de gronden tegenover de woning van verzoeker. Volgens de gemeenteraad zal een bouwplan voor deze gronden niet eerder dan in april 2006 worden ingediend, waarna de wijzigingsprocedure zal worden doorlopen.
Gelet op het vorenstaande verwacht de Voorzitter niet dat toepassing zal worden gegeven aan de vrijstellingsbevoegdheid met betrekking tot het oprichten van een GSM-mast of aan de wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot de gronden tegenover de woning van appellant voordat de Afdeling een uitspraak in de bodemprocedure zal hebben gedaan.
2.8.    Gelet op het vorenstaande bestaat thans geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Langeveld
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2005
317-481.