ECLI:NL:RVS:2005:AU7575

Raad van State

Datum uitspraak
2 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200505160/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Oosting
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Amerongen en verzoek om voorlopige voorziening

Op 8 november 2004 heeft de gemeenteraad van Amerongen het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Amerongen" vastgesteld. Dit besluit werd op 31 mei 2005 goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Utrecht. Tegen deze goedkeuring heeft de besloten vennootschap "Cash Beheer B.V." op 15 juni 2005 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 10 november 2005 behandeld, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door N. Verlaan en verweerder door F.L.H.G. Assmann, ambtenaar van de provincie. Ook de gemeenteraad was vertegenwoordigd door mr. R.J. Lievaart.

De Voorzitter oordeelde dat het bestemmingsplan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het bedrijventerrein westelijk van de kern Amerongen. Verzoekster stelde dat de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" en de aanduiding "gassenhandel" onterecht was, omdat dit haar bedrijfsvoering zou beperken. De Voorzitter merkte op dat het plan in overeenstemming is met de bestaande situatie en dat de gemeenteraad voldoende onderbouwing had gegeven voor de opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten.

Uiteindelijk concludeerde de Voorzitter dat er geen spoedeisend belang was dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Het verzoek werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 december 2005.

Uitspraak

200505160/2.
Datum uitspraak: 2 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Cash Beheer B.V.", gevestigd te Amerongen,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 8 november 2004 heeft de gemeenteraad van Amerongen het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Amerongen" vastgesteld.
Bij besluit van 31 mei 2005, kenmerk 2005REG001336i, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij faxbericht van 15 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij faxbericht van 15 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 november 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door N. Verlaan, en verweerder, vertegenwoordigd door F.L.H.G. Assmann, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is daar de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. R.J. Lievaart, gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.3.    Het plan, voor zover hier van belang, voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het bedrijventerrein westelijk van de kern Amerongen. Met het plan wordt beoogd de bestaande situatie vast te leggen en tevens mogelijkheden voor herstructurering en revitalisering van het terrein te bieden.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.4.    Verzoekster stelt dat verweerder ten onrechte het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" en de aanduiding "gassenhandel" heeft goedgekeurd. Volgens verzoekster biedt het plan in zoverre ten onrechte de mogelijkheid om direct ten oosten van haar bedrijfsperceel Industrieweg 9 de bedrijfsvoering van de gassenhandel voort te zetten. Zij vreest daardoor in de exploitatie van haar bedrijfsgebouw ter plaatse te worden beperkt, vanwege de in acht te nemen afstand tot de risicovolle bedrijfsvoering van de gassenhandel, die daarom is aangemerkt als een categorie-4-bedrijf zoals bedoeld in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 1999. Daarbij is van belang de wens van verzoekster bedrijfsruimten in haar bedrijfsgebouw te verhuren voor onder meer horeca- en recreatieactiviteiten.
Voorts stelt verzoekster dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" voor zover dat betrekking heeft op haar bedrijfsperceel Industrieweg 9. Volgens verzoekster is ten onrechte een groot aantal van de bedrijven uit de categorie 1 en 2 die zijn vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten in genoemde VNG-brochure niet overgenomen in de hiervan afgeleide staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in het plan.
2.5.    Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het plan goedgekeurd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het vorige bestemmingsplan al voorzag in een gassenhandel ter plaatse en dat de beperkingen voor de bedrijfsvoering van verzoekster slechts indirect en in geringe mate voortvloeien uit de voortzetting van de gassenhandel op het bedrijventerrein. Hierbij betoogt hij dat het plan in overeenstemming is met het provinciale beleid, waarin de vestiging van publieksaantrekkende functies op een bedrijventerrein als niet gewenst is aangemerkt. Voorts stelt hij dat de planregeling voor zowel het bedrijfsperceel van verzoekster als het perceel van de gassenhandel in overeenstemming is met de bestaande situatie. Daarnaast betoogt hij dat de gemeenteraad voldoende heeft onderbouwd waarom in het plan een staat van bedrijfsactiviteiten is opgenomen die ten opzichte van de VNG-brochure een beperkt aantal bedrijven van de categorie 1 en 2 vermeldt.
2.6.    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" en de aanduiding "gassenhandel" met betrekking tot de gronden naast het bedrijfsperceel van verzoekster in overeenstemming is met de bestaande legale situatie.
Wat betreft de toegestane bedrijfssoorten op het perceel van verzoekster, wijkt het plan voorts niet wezenlijk af van de mogelijkheden onder het vorige bestemmingsplan. Niet is gebleken dat verzoekster thans met beperkingen van de verhuurmogelijkheden van bedrijfsruimten in het bedrijfsgebouw op haar perceel wordt geconfronteerd die niet reeds onder het vorige bestemmingsplan bestonden.
Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat er geen spoedeisend belang bestaat dat het treffen van een voorlopige voorziening zou kunnen rechtvaardigen.
De Voorzitter wijst het verzoek mitsdien af.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting    w.g. Broekman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2005
12-447.