ECLI:NL:RVS:2005:AU8429

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503474/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Kosto
  • H.Ph.J.A.M. Hennekens
  • J.G.C. Wiebenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan voor vestiging restaurant in voormalige boerderij te Ryptsjerk

Op 21 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel het wijzigingsplan "Wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Buitengebied 1997" vastgesteld, dat de vestiging van een restaurant in een voormalige boerderij aan de Rijksstraatweg 15 te Ryptsjerk mogelijk maakt. Dit besluit werd op 15 maart 2005 goedgekeurd door de gedeputeerde staten van Fryslân. Tegen deze goedkeuring hebben drie appellanten, waaronder de besloten vennootschap "Hotel restaurant E10 Zwartewegsend b.v.", beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten betogen dat de goedkeuring onterecht is verleend, omdat het gebruik van de boerderij voor horeca-activiteiten in strijd zou zijn met de verkoopvoorwaarden van het pand en dat het plan negatieve gevolgen heeft voor de natuur en bestaande horecavoorzieningen in de omgeving.

De Raad van State heeft de zaak op 2 december 2005 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak overweegt dat de goedkeuring van het wijzigingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de wijzigingsvoorwaarden in het bestemmingsplan zijn nageleefd. De Afdeling concludeert dat de bezwaren van de appellanten niet opwegen tegen de belangen van de goedkeuring van het plan. De Afdeling stelt vast dat de natuurwaarden in de omgeving niet significant worden aangetast door de vestiging van het restaurant en dat de negatieve effecten op de bestaande horecavoorzieningen niet zijn aangetoond. De beroepen van de appellanten worden ongegrond verklaard, en de goedkeuring van het wijzigingsplan blijft in stand.

Uitspraak

200503474/1.
Datum uitspraak: 21 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Hotel restaurant E10 Zwartewegsend b.v.", gevestigd te Ryptsjerk,
2.    de stichting "Stichting Op Toutenburg", gevestigd te Tytsjerk,
3.    de vereniging "It Fryske Gea", gevestigd te Olterterp,
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2004, heeft het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel het wijzigingsplan "Wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Buitengebied 1997 (restaurant in voormalige boerderij, Rijksstraatweg 15 te Ryptsjerk)" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 15 maart 2005, kenmerk 591797, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellante sub 1 bij brief van 20 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2005, appellante sub 2 bij brief van 26 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2005 en appellante sub 3 bij brief van 28 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 2 mei 2005, beroep ingesteld. Appellante sub 1 heeft haar beroep aangevuld bij brief van 13 mei 2005.
Bij brief van 12 juli 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft te kennen gegeven als partij deel te willen nemen aan het geding. Hij is daartoe op grond van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 18 augustus 2005 (hierna: het deskundigenbericht). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2005, waar appellante sub 3, vertegenwoordigd door [directeur van appellante] en verweerder, vertegenwoordigd door drs. D.D. Jansen, ambtenaar van de provincie Fryslân, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel, vertegenwoordigd door E.F. Broersma, ambtenaar van de gemeente Tytsjerksteradiel, en [belanghebbende]. Appellante sub 1 en sub 2 zijn niet verschenen.
2.    Overwegingen
Overgangsoverweging
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
Toetsingskader
2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor zover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het standpunt van appellanten
2.3.    Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan dat vestiging van een restaurant in een voormalige boerderij aan de Rijksstraatweg 15 te Ryptsjerk mogelijk maakt.
2.3.1.    It Fryske Gea en Hotel Restaurant E10 Zwartewegsend b.v. (hierna: E10) betogen daartoe dat het plan niet uitvoerbaar is aangezien het gebruik van de boerderij ten behoeve van horeca-activiteiten in strijd is met de verkoopvoorwaarden in het koopcontract van de boerderij.
2.3.2.    E10 stelt dat de komst van het restaurant een structurele verstoring van de bestaande horecavoorzieningen in het gebied tot gevolg heeft. Ten onrechte heeft op dit punt geen onderzoek plaatsgevonden, aldus E10.
2.3.3.    It Fryske Gea en E10 voeren voorts aan dat de horecafunctie ten koste zal gaan van de natuurfunctie van de omliggende gronden, die deel uitmaken van de Speciale Beschermingszone Grutte Wielen (hierna: de SBZ) in het kader van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. It Fryske Gea vreest voorts een negatieve invloed op de ontwikkeling van natuurwaarden in de polder Op Toutenburg, welke er onder meer toe zal kunnen leiden dat zij niet kan voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van subsidie voor natuurontwikkeling in deze polder.
2.3.4.    Stichting Op Toutenburg (hierna: de Stichting) betoogt dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de negatieve gevolgen van mogelijke overstort van overtollig hemel-, oppervlakte- en rioolwater op de vijver van de overtuin.
Het bestreden besluit
2.4.    Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening en het recht geacht en heeft het plan goedgekeurd. Daarbij heeft hij overwogen dat het plan voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden in het bestemmingsplan "Buitengebied 1997". Voorts heeft hij ingestemd met de weerlegging van de zienswijzen door het college van burgemeester en wethouders.
Vaststelling van de feiten
2.5.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.5.1.    Het plan voorziet in een wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied 1997" voor zover het betreft de gronden aan de Rijksstraatweg 15 te Ryptsjerk. Het maakt op deze gronden de vestiging van een restaurant in een voormalige boerderij mogelijk.
2.5.2.    Aan de gronden waarop het wijzigingsplan ziet, is in het bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch gebied" met de aanduiding "bouwperceel" toegekend. Ingevolge artikel 4, lid I, aanhef en onder 18, van de bestemmingsplanvoorschriften kan het college van burgemeester en wethouders, met inachtneming van het gestelde in de beschrijving in hoofdlijnen, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming "Agrarisch gebied" wordt gewijzigd in de bestemming "Horecadoeleinden", mits deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "bouwperceel" en met name rekening zal worden gehouden met het gestelde in artikel 4, lid B, onder 2.3, sub b, c en d en artikel 3, lid 1.10 van de planvoorschriften.
Niet in geschil is dat aan de wijzigingsvoorwaarden in voormelde planvoorschriften is voldaan. It Fryske Gea heeft dit ter zitting bevestigd. Ten aanzien van E10 en de Stichting is uit de stukken niet gebleken dat zij bestrijden dat aan de wijzigingsvoorwaarden is voldaan.
2.5.3.        Uit de stukken, waaronder het deskundigenbericht, en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het perceel Rijksstraatweg 15 ligt aan de parallelle ventweg aan de noordzijde van de N355 (hierna: de Rijksstraatweg), ongeveer 300 meter ten westen van de kruising met de N361. Het hotel-restaurant E10 is gelegen aan het kruispunt. Aan de oostzijde van het terrein zijn ongeveer 90 parkeerplaatsen voorzien. Het perceel grenst aan de noordzijde en de westzijde aan de polder Op Toutenburg. Dit gebied wordt sinds enkele jaren door It Fryske Gea als natuurgebied beheerd. Het beheer is erop gericht de weidevogelpopulatie te doen toenemen. In de overtuin ten oosten van het perceel bevindt zich onder meer een vijver. De vijver ligt op een afstand van ongeveer 20 meter van het beoogde parkeerterrein.
2.5.4.    Het onderhavige perceel maakt deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Voorts grenst het aan drie zijden aan het gebied  Groote Wielen, dat bij besluit van 24 maart 2000 is aangewezen als Speciale Beschermingszone (hierna: de SBZ) op grond van Richtlijn79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 in zake het behoud van de vogelstand (hierna: de Vogelrichtlijn). Dit gebied was ten tijde van het nemen van het bestreden besluit tevens geplaatst op de communautaire lijst in het kader van Richtlijn 92/43/EEG van voormelde Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (hierna: de Habitatrichtlijn).
2.5.5.    Het bureau Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek b.v. heeft op verzoek van het college van burgemeester en wethouders onderzoek verricht naar de ecologische kwaliteiten van het gebied en de effecten van de voorziene ingreep en heeft deze getoetst aan de relevante regelgeving. In het rapport van het onderzoek wordt geconcludeerd dat in de zin van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn geen significante negatieve effecten van de voorgenomen ontwikkeling te verwachten zijn. Voorts komt de gunstige staat van instandhouding van bijlage IV-soorten van de Habitatrichtlijn niet in gevaar. Wel zal een beperkte toeneming van de verstoring van fauna (broedvogels en foeragerende vleermuizen) optreden door de extra toeloop naar het restaurant en door de verlichting, te meer wanneer de natuurontwikkeling in de omgeving van het restaurant meer gestalte krijgt. De uitstraling van licht- en geluidhinder naar het omliggende gebied blijft volgens het rapport evenwel beperkt vanwege de voorziene aarden wallichamen op het erf en de ligging van de boerderij nabij de drukke Rijksstraatweg.
2.5.6.    In het koopcontract met betrekking tot het perceel is een kettingbeding opgenomen met de volgende inhoud:
"De koper en diens rechtverkrijgers onder bijzondere titel zullen de onderhavige onroerende zaak dienen aan te wenden voor bewoning en de bedrijfsgebouwen voor eventuele doeleinden c.q. gebruik niet strijdig met de natuurdoelstelling van het aangrenzende gebied. Zonder schriftelijke toestemming van het Bureau Beheer Landbouwgronden (hierna: het BBL) is het de koper en diens rechtverkrijgers onder bijzondere titel niet toegestaan om de onderhavige onroerende zaak voor andere doeleinden te gebruiken. Bedrijfsmatige recreatieve- c.q. horeca-activiteiten, een en ander ter beoordeling van het BBL en activiteiten welke naar het oordeel van het BBL strijdig zijn met de natuurdoelstelling van het aangrenzende gebied worden in ieder geval uitgesloten."
2.5.7.     In de omgeving van het plangebied zijn, naast E10, verschillende andere horecabedrijven gevestigd.
Het oordeel van de Afdeling
2.6.    De Afdeling overweegt dat slechts indien privaatrechtelijke verhoudingen van een dusdanige aard zijn dat daarmee de realisering van het plan binnen de planperiode niet aannemelijk is, hieraan betekenis kan toekomen. Vast staat dat op grond van de voorwaarden in het koopcontract het BBL moet instemmen met het gebruik van de boerderij ten behoeve van de horeca-activiteiten, die met het wijzigingsplan zijn beoogd, alvorens dit gebruik daadwerkelijk kan worden gerealiseerd. Volgens het deskundigenbericht staat het BBL niet onwelwillend tegenover de voorgenomen planwijziging en is het geneigd zich ter zake te conformeren aan het standpunt van het college van burgemeester en wethouders en verweerder. Niet gebleken is dat dit onjuist is. Voorts staat, indien het BBL zou besluiten niet in te stemmen met het voorgenomen gebruik, de weg naar de burgerlijke rechter open. Verweerder heeft aldus in hetgeen appellanten op dit punt hebben aangevoerd in redelijkheid geen aanleiding behoeven te zien goedkeuring aan het plan te onthouden.
2.7.    Voor zover E10 heeft betoogd dat ten onrechte niet is onderzocht in hoeverre de komst van het restaurant gevolgen heeft voor de bestaande voorzieningenstructuur, overweegt de Afdeling dat slechts indien de verwachting bestaat dat de voorzieningenstructuur in het plangebied duurzaam wordt ontwricht voor verweerder aanleiding zou kunnen bestaan goedkeuring aan het plan te onthouden. E10 heeft niet aangetoond dat het plan zal leiden tot een duurzame ontwrichting van de aanwezige voorzieningenstructuur met betrekking tot horecavoorzieningen. Gelet hierop heeft verweerder in het ontbreken van een onderzoek naar de effecten van de komst van een nieuwe horecavoorziening op de bestaande voorzieningenstructuur evenmin aanleiding behoeven te zien goedkeuring aan het plan te onthouden.
2.8.    Uit het arrest van 7 september 2004, C-127/02 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, volgt dat artikel 6, derde lid, eerste volzin, van de Habitatrichtlijn aldus moet worden uitgelegd dat voor een plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een gebied, een passende beoordeling wordt gemaakt van de gevolgen voor dat gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied, wanneer op grond van objectieve gegevens niet kan worden uitgesloten dat het afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen heeft voor dat gebied. Uit het onderzoek van het bureau Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek b.v. is gebleken dat de natuurwaarden, die aanleiding zijn geweest voor de aanwijzing respectievelijk aanmelding van het natuurgebied Groote Wielen als Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied, niet of nauwelijks nadelig worden beïnvloed door de vestiging van een restaurant in de voormalige boerderij. Het voorgenomen plan leidt, blijkens het onderzoeksrapport, niet tot het verdwijnen of achteruitgaan van kwalificerende habitats en soorten in dit gebied. Voorts komt de gunstige staat van instandhouding van bijlage IV-soorten van de Habitatrichtlijn niet in gevaar. Aldus leidt het plan volgens het onderzoeksrapport niet tot significante negatieve effecten in de zin van voornoemde richtlijnen, zodat geen passende beoordeling behoeft te worden gemaakt. Appellanten hebben deze conclusie als zodanig niet bestreden. Voorts hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat het onderzoek zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat verweerder zich hierop in zoverre bij het nemen van zijn besluit niet had mogen baseren.
2.8.1.    Voor zover It Fryske Gea heeft betoogd dat de komst van een restaurant op deze plek een belemmering zal vormen voor de natuurontwikkeling in de omliggende landerijen overweegt de Afdeling dat uit het rapport blijkt dat de beoogde natuurontwikkeling in de polder Op Toutenburg dat gebied aantrekkelijker zal maken voor weide- en watervogels. De verwachting is dat de weidevogelstand als gevolg hiervan zal toenemen. Uit het rapport blijkt dat in de huidige situatie de directe omgeving van de boerderij al weinig aantrekkelijk is voor genoemde fauna als gevolg van de nabijheid van de drukke Rijksstraatweg, de ventweg, de bestaande bebouwing in het plangebied en de opgaande beplanting nabij de boerderij. Niet is gebleken dat deze conclusies onjuist zijn. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder er in redelijkheid van kunnen uitgaan dat de toeneming van de verstoring ten gevolge van de planologische ontwikkeling in verhouding tot de reeds bestaande verstoring gering zal zijn. Daarbij neemt de Afdeling mede in aanmerking dat in de overtuin aarden wallen aanwezig zijn, waardoor lichtuitstraling van arriverende auto's in (noord-)oostelijke richting zal worden beperkt. Voorts heeft de bestaande grote schuur op het perceel een afschermende werking. Verweerder heeft zich aldus in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet gebleken is dat de natuurontwikkeling in de omliggende weilanden als gevolg van het plan geen doorgang zou kunnen vinden. Gelet hierop heeft verweerder evenmin aanleiding behoeven te vinden voor de vooronderstelling dat de subsidie ten behoeve van deze natuurontwikkeling als gevolg van het plan in gevaar zal komen.
2.9.    De wijze waarop vuilwater wordt afgevoerd betreft, ten slotte, geen onderwerp dat in het kader van deze procedure met betrekking tot het wijzigingsplan aan de orde kan komen. Of het restaurant dient te worden aangesloten op de riolering of op een ander systeem voor behandeling van afvalwater is een vraag die in het kader van de milieuwetgeving dient te worden beantwoord. Deze beroepsgrond behoeft hier dan ook geen bespreking.
Gelet op de afstand tussen het beoogde parkeerterrein en de vijver van de overtuin heeft verweerder zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voor een aantasting van de waterkwaliteit in de vijver van de Overtuin door oppervlaktewater afkomstig van het parkeerterrein niet behoeft te worden gevreesd.
2.10.    Gezien het voorgaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het wijzigingsplan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Voorts bestaat in hetgeen appellanten hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het wijzigingsplan en de totstandkoming daarvan overigens in strijd zijn met het recht.
Gelet hierop, heeft verweerder het wijzigingsplan terecht goedgekeurd.
De beroepen zijn ongegrond.
2.11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Voorzitter, en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens en mr. J.G.C. Wiebenga, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto    w.g. Hanrath
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2005
392.