ECLI:NL:RVS:2005:AU8450

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200501579/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • J.A.M. van Angeren
  • Ch.W. Mouton
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot verlening van een revisievergunning voor productie van bouwkundige producten

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten, waarbij op 25 januari 2005 een revisievergunning is verleend aan de besloten vennootschap "Tech-Wood Nederland B.V." voor het uitbreiden en wijzigen van de productie van bouwkundige producten gemaakt uit hout/kunststof composiet. Het besluit is op 4 februari 2005 ter inzage gelegd. Appellanten hebben op 21 februari 2005 beroep ingesteld tegen dit besluit, met aanvullende gronden op 23 maart 2005. Tijdens de zitting op 23 november 2005 zijn de appellanten vertegenwoordigd door hun advocaat, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb op 1 juli 2005 in werking zijn getreden, maar dat het recht zoals dat gold vóór deze inwerkingtreding van toepassing blijft op dit geding. Appellanten hebben hun beroep voor een deel ingetrokken en hebben hun bezorgdheid geuit over mogelijke geluid-, stof- en geurhinder door de inrichting. Verweerder heeft betoogd dat deze hinder door het verbinden van voorschriften aan de vergunning is voorkomen of voldoende is beperkt.

Het deskundigenbericht, dat op 8 augustus 2005 is uitgebracht, concludeert dat de aan de vergunning verbonden voorschriften voldoende waarborgen bieden tegen geluid- en geurhinder. De Afdeling heeft geoordeeld dat appellanten deze bevinding niet gemotiveerd hebben weerlegd en dat er geen aanleiding is om aan de juistheid van het deskundigenbericht te twijfelen. Het beroep van appellanten is in zoverre ongegrond verklaard.

Echter, het deskundigenbericht vermeldt ook dat de opgelegde grenswaarde voor stof kan worden verlaagd. Verweerder heeft ter zitting erkend dat abusievelijk een minder strenge emissienorm is opgelegd. De Afdeling heeft geoordeeld dat het bestreden besluit in dit opzicht niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het beroep is gegrond verklaard, en het besluit van 25 januari 2005 is vernietigd voor zover het betreft de grenswaarde van 10 mg/m3 in voorschrift 10.29. De Afdeling heeft de grenswaarde aangepast naar 5 mg/m3 en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van appellanten.

Uitspraak

200501579/1.
Datum uitspraak: 21 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], woonachtig te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 januari 2005, kenmerk WM04-20, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Tech-Wood Nederland B.V." een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor het uitbreiden en wijzigen van de productie van bouwkundige producten gemaakt uit hout/kunststof composiet, gelegen aan de Jutestraat 12 te Rijssen, kadastraal bekend gemeente Rijssen, sectie F, nummer 4756 (ged.). Dit besluit is op 4 februari 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 21 februari 2005, bij de Raad van State per fax ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 23 maart 2005.
Bij brief van 28 april 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 8 augustus 2005 (hierna: het deskundigenbericht). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2005, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. H.H. van Steijn, advocaat te Deventer, en verweerder, vertegenwoordigd door M. Dijkstra en H.G. Pluimers, ambtenaren bij de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2.    Ter zitting hebben appellanten het beroep voor zover mede ingesteld namens [partij] ingetrokken.
2.3.    Appellanten stellen, enkel onder verwijzing naar hun tegen het ontwerp van het besluit ingebrachte bedenkingen, te vrezen voor geluid-, stof- en geurhinder vanwege het in werking zijn van de inrichting.
2.4.    Verweerder betoogt die eventuele hinder door het verbinden van voorschriften aan de vergunning te hebben voorkomen dan wel in voldoende mate te hebben beperkt.
2.5.    Uit het deskundigenbericht blijkt dat de aan de vergunning verbonden voorschriften voldoende waarborgen leveren tegen mogelijke geluid- en geurhinder. Appellanten hebben deze bevinding niet gemotiveerd weerlegd. Ook overigens is niet gebleken dat die bevinding onjuist zou zijn. De Afdeling is dan ook van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat voor onaanvaardbare geluid- of geurhinder niet behoeft te worden gevreesd. Het beroep treft in zoverre geen doel.
2.6.    Het deskundigenbericht vermeldt voorts dat mogelijke hinder door stof verder beperkt kan worden door de opgelegde grenswaarde van 10 mg/m30 in voorschrift 10.29 te vervangen door 5 mg/m30. In reactie op deze bevinding heeft verweerder ter zitting verklaard abusievelijk een minder strenge emissienorm te hebben opgelegd. Nu verweerder zich ter zitting op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gevormd, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
2.7.    Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient, voor zover het betreft de grenswaarde 10 mg/m30 in voorschrift 10.29, te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
Omdat tussen partijen overeenstemming bestaat over een verlaging van de in voorschrift 10.29 opgenomen grenswaarde tot 5 mg/m30, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dit voorschrift dienovereenkomstig aan te passen.
2.8.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van  Rijssen-Holten van 25 januari 2005, kenmerk WM04-20, voor zover het betreft in voorschrift 10.29 de grenswaarde van 10 mg/m30;
III.    bepaalt dat die grenswaarde 5 mg/m30 bedraagt en dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit voor zover dit is vernietigd;
IV.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van  Rijssen-Holten tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Rijssen-Holten aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
V.    gelast dat de gemeente Rijssen-Holten aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 273,00 (zegge: tweehonderddrieënzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. F.T.T. van der Heijde, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Van der Heijde
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2005
349.