200505276/1.
Datum uitspraak: 21 december 2005.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/1429 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 10 mei 2005 in het geding tussen:
de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch.
Bij besluit van 21 november 2003 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch het verzoek van appellant om een toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb), afgewezen.
Bij besluit van 6 april 2004 heeft de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 mei 2005, verzonden op 11 mei 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 16 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 20 juni 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 2 september 2005 heeft de raad van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2005, waar appellant in persoon en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.B. van Dijken, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wrb, zoals dat luidde ten tijde van de beslissing op administratief beroep, wordt rechtsbijstand niet verleend, indien het rechtsbelang waarop het verzoek betrekking heeft, de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft, tenzij voortzetting van het beroep of bedrijf afhankelijk is van het resultaat van de verzochte rechtsbijstand.
2.1.1. De memorie van antwoord op artikel 12, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wrb vermeldt het volgende:"Het kan naar ons oordeel niet zo zijn dat de rechtsbijstandkosten die voortvloeien uit de bedrijfsvoering van de rechtzoekende worden afgewenteld op de overheid. Deelname aan het economisch leven brengt nu eenmaal risico's met zich. De ondernemer, of deze zelfstandige is of niet, kan voor dit soort risico's reserveren of zich verzekeren. Voor hem zijn de kosten van rechtsbijstand bovendien een fiscale aftrekpost. Om deze redenen worden, zoals ook thans het geval is, rechtsbelangen die de zelfstandige beroeps- of bedrijfsuitoefening betreffen, van rechtsbijstand uitgesloten. Deze bepaling geldt zowel voor de natuurlijke persoon als de rechtspersoon."
2.2. Appellant voert, dan wel voerde, een eenmansbedrijf, Haco International Trading genaamd, een handelsonderneming die onder andere hout importeerde. De inzet van het geschil waarvoor een toevoeging is aangevraagd is een naheffingsaanslag die aan appellant is opgelegd voor het niet betalen van accijns en omzetbelasting over geïmporteerde sigaretten verborgen in ladingen hout die bij appellant op zijn bedrijfsterrein aangetroffen zijn. Appellant ontkent wetenschap daarvan.
2.3. Appellant stelt dat het rechtsbelang waarop het verzoek betrekking heeft niet de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft nu door de belastingdienst beslag is gelegd op zijn privé-rekening. Tevens meent hij dat hij als privé-persoon bedrijfsruimte verhuurde en dat er daarom ook wat dit betreft geen sprake was van zelfstandige beroeps- of bedrijfsuitoefening.
2.4. Het rechtsbijstandverzoek is aangevraagd voor een geschil met de belastingdienst over het al dan niet voorhanden hebben van een partij sigaretten en het verschuldigd zijn van accijns en omzetbelasting daarover. Het rechtsbelang waarop dit verzoek betrekking heeft vloeit voort uit de bedrijfsmatige activiteiten van appellant, handelend onder de naam Haco International Trading. De rechtsbijstandskosten vallen onder de normale bedrijfsrisico's van een handelsonderneming. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het rechtsbelang de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft. De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd doen hier niet aan af. Dat beslag is gelegd op de privé-rekening van appellant vindt zijn oorzaak in de omstandigheid dat appellant als natuurlijk persoon een eenmanszaak voerde. Aan de stelling dat appellant bedrijfsruimte verhuurde als privé-persoon komt, gelet op de zich bij de stukken bevindende "huurovereenkomst" van 20 april 1995 waarin Haco International Trading als partij staat vermeld, evenmin betekenis toe.
2.5. Appellant is gezien zijn hoger beroepschrift van mening dat de voortzetting van zijn bedrijf afhankelijk is van het resultaat van de verzochte rechtsbijstand. Dit betoog faalt omdat uit de door appellant in het geding gebrachte financiële gegevens niet gebleken is van een levensvatbare onderneming.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Klein
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2005.