ECLI:NL:RVS:2005:AU8462

Raad van State

Datum uitspraak
16 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200508796/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • P.A. de Vink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunning voor varkenshouderij in Rucphen

Op 16 december 2005 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een persoon, aangeduid als verzoeker, tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rucphen. Dit college had op 23 augustus 2005 een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een varkenshouderij op een specifiek perceel in Rucphen. De vergunning was verleend op basis van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer en werd ter inzage gelegd op 12 september 2005. De verzoeker heeft op 20 oktober 2005 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, wat op 21 oktober 2005 bij de Raad van State is ingekomen.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 8 december 2005 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting waren zowel de verzoeker, vertegenwoordigd door een gemachtigde, als de verweerder, vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente, aanwezig. Ook de vergunninghouder was als partij gehoord. De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel over het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure.

De Voorzitter heeft vastgesteld dat de vergunning voor de varkenshouderij nog niet in werking is getreden, omdat de benodigde bouwvergunning nog niet was verleend. Hierdoor was er volgens de Voorzitter geen sprake van onverwijlde spoed die een voorlopige voorziening vereiste. Daarom heeft de Voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

200508796/2.
Datum uitspraak: 16 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Rucphen,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 23 augustus 2005 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een vergunning, als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet milieubeheer, verleend voor het oprichten en in werking hebben van een varkenshouderij gelegen op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Rucphen, sectie […], nummer […]. Dit besluit is op 12 september 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 20 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op 21 oktober 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 20 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op 21 oktober 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 december 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door M. Desjardijn en ing. M. Sijmens, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghouder, in persoon, als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.3.    Bij het bestreden besluit is krachtens de Wet milieubeheer een oprichtingsvergunning verleend voor onder meer het houden van 140 vleesvarkens in een stal die is voorzien van een chemisch luchtwassysteem. Gebleken is dat de voor deze stal benodigde bouwvergunning nog niet is verleend, zodat de bij het bestreden besluit verleende oprichtingsvergunning ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer niet in werking is getreden. Er is dus geen sprake van onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, die een voorlopige voorziening vergt. Daarom ziet de Voorzitter geen aanleiding om in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure een voorlopige voorziening te treffen.
2.4.    De Voorzitter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt    w.g. De Vink
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2005
154-431.