Uitspraak
200503204/1.
Datum uitspraak: 28 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 03/31 van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 22 februari 2005 in het geding tussen:
appellante
en
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 oktober 2000 heeft de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (hierna: de staatssecretaris) aan appellante beheerssubsidie op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (hierna: de Regeling SAN) verleend.
Bij besluit van 2 april 2001 heeft de staatssecretaris dat besluit gewijzigd en de subsidie nader vastgesteld.
Bij besluit van 22 november 2002 heeft de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, thans de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister) het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 3 februari 2003 heeft de minister dat besluit gewijzigd en het bezwaar gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 februari 2005, verzonden op 28 februari 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank), voorzover thans van belang, het tegen het gewijzigde besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 april 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij op 8 juni 2005 ontvangen brief heeft de minister van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 oktober 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en de minister, vertegenwoordigd door mr. R.A.M. Verheyden, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 20 december 1999 (Stcrt. 1999, 252) heeft de staatssecretaris, onder meer gelet op Verordening nr. 1257/99 van 17 mei 1999 van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (hierna: verordening 1257/1999), en gelet op artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies, de Regeling SAN vastgesteld.
Ingevolge artikel 2 van de Regeling SAN, kan de minister, voorzover thans van belang, aan beheerders op landbouwgronden ter bevordering van de toepassing van landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming en natuurbeheer, ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen, alsmede ter bevordering van de bebossing van landbouwgronden, op aanvraag subsidie verstrekken ten behoeve van de instandhouding en ontwikkeling van beheerspakketten, opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 30.
Ingevolge artikel 102, eerste lid, van de Regeling SAN worden subsidies of voorschotten daarop verleend onder voorbehoud van goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel kan de beslissing tot verlening van een subsidie of een voorschot daarop worden ingetrokken of gewijzigd ter verkrijging van goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor deze regeling, of wegens het uitblijven daarvan.
Bij besluit van 21 november 2000 (Stcrt. 2000, 228) heeft de staatssecretaris, voorzover thans van belang, de in bijlage 23 opgenomen beheersbijdrage van ƒ 3.720,- per ha per jaar vervangen door ƒ 3.570,- per ha per jaar, en de in bijlage 24 opgenomen beheersbijdrage van ƒ 940,- per ha per jaar vervangen door ƒ 920,- per ha per jaar.
2.2. Appellante heeft een aanvraag ingediend om verlening van beheerssubsidie voor onder meer het pakket "Faunarand" (bijlage 23 van de Regeling SAN), en het pakket "Roulerend graandeel" (bijlage 24 van de Regeling SAN).
Bij besluit van 10 oktober 2000 heeft de staatssecretaris aan appellante subsidie ten bedrage van ƒ 322.946,40 (€ 146.546,69) verleend, onder voorbehoud van goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Bij besluit van 2 april 2001 heeft de staatssecretaris op grond van artikel 102, tweede lid, van de Regeling SAN de subsidie nader vastgesteld op ƒ 312.835,20 (€ 141.958,42), omdat de Commissie van de Europese Gemeenschappen de vergoedingen voor de akkerbouwpakketten niet heeft goedgekeurd.
Bij besluit van 22 november 2002 heeft de minister het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. De minister heeft daarbij overwogen dat de verlaging van de subsidie verband houdt met de verlaging van normbedragen van beheerspakketten waarbij het gebruik van bestrijdingsmiddelen niet is toegestaan. De lagere opbrengst die uit het achterwege laten van bestrijdingsmiddelen voortvloeide, werd aanvankelijk gedeeltelijk gecompenseerd. De Commissie van de Europese Gemeenschappen is echter niet akkoord gegaan met deze component van beheerssubsidie, omdat het verbod om bestrijdingsmiddelen te gebruiken reeds het gevolg is van het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij (hierna: het Lozingenbesluit). De Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft Nederland daarom opgedragen deze component uit de beheersvergoedingen te verwijderen, hetgeen zijn beslag heeft gekregen in de regelwijziging van
23 november 2000 (Stcrt. 2000, 228), waar het onderhavige besluit op is gebaseerd.
Bij besluit van 3 februari 2003 heeft de minister het daartegen gemaakte bezwaar, onder nadere vaststelling van de subsidie op € 157.699,92 (ƒ 347.524,89) in verband met een thans niet aan de orde zijnd aspect, gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft, voorzover thans van belang, het tegen laatstgenoemd besluit ingediend beroep ongegrond verklaard.
2.3. In een door de minister overgelegde brief van 2 juli 2000 (DG AGRI/RD D(2000)) van de Commissie van de Europese Gemeenschappen staat, voorzover thans van belang, vermeld dat: "The CS [Commission Services] can not accept that general legislation is not part of GFP [Good Farming Practices] and stated that actions forming a part of GFP can not be supported by Chapter VI of 1257/1999".
Uit de toelichting op de wijziging van de Regeling SAN (Stcrt. 2000, 228) blijkt dat de normbedragen genoemd in de bijlagen 23 tot en met 28 van de Regeling SAN zijn aangepast ter verkrijging van goedkeuring en cofinanciering van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
2.4. Appellante klaagt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat voldoende aannemelijk is geworden dat het verwijderen van vorenbedoelde component noodzakelijk was om goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen te verkrijgen.
2.4.1. Dat betoog faalt. Uit de brief van 2 juli 2000 blijkt dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen geen subsidie mogelijk wil maken voor het achterwege laten van activiteiten die op grond van nationale wetgeving niet zijn toegestaan. Aangezien het Lozingenbesluit nationale wetgeving betreft en hieruit onder meer voortvloeit dat het lozen van bestrijdingsmiddelen in beginsel verboden is, heeft de rechtbank, mede gelet op de toelichting op de wijziging van de Regeling SAN, terecht overwogen dat voldoende aannemelijk is geworden dat het verwijderen van vorenbedoelde component noodzakelijk was om goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen te verkrijgen.
2.5. Appellante betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat de op haar terreinen van toepassing zijnde normbedragen ten onrechte op generieke wijze zijn verlaagd en dat die verlaging eveneens ten onrechte niet afhankelijk is gesteld van de mate waarin een aanvrager door het Lozingenbesluit wordt benadeeld.
2.5.1. Ook dit betoog faalt. De Regeling SAN is een algemeen verbindend voorschrift. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de minister, in aanmerking genomen de belangen die aan hem ten tijde van de wijziging van de Regeling SAN bekend waren of behoorden te zijn, in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat vorenbedoelde component op generieke wijze uit de normbedragen wordt verwijderd. Daarbij wordt tevens in aanmerking genomen dat deze component aanvankelijk ook op generieke wijze in de normbedragen was opgenomen en dat die component ter verkrijging van goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen uit de normbedragen is verwijderd. Voorts wordt in aanmerking genomen dat voor alle aanvragers van een zelfde beheerspakket dezelfde pakketeisen gelden, ongeacht de mate waarin zij nadeel ondervinden van het Lozingenbesluit, zodat niet valt in te zien waarom de ene aanvrager aanspraak zou moeten kunnen maken op een hogere vergoeding voor het uitvoeren van dezelfde activiteiten dan een andere.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Larsson-van Reijsen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2005
344.