ECLI:NL:RVS:2005:AU8729

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200508550/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • L. Groenendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bekostiging van schoolvervoer voor minderjarige

In deze zaak heeft de Raad van State op 21 december 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Het hoger beroep was ingesteld door het college van burgemeester en wethouders van Rijnsburg tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 25 augustus 2005 het beroep van de wederpartij gegrond had verklaard. De wederpartij had een aanvraag ingediend voor bekostiging van vervoer ten behoeve van schoolbezoek voor zijn minderjarige zoon, welke aanvraag door de gemeente was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente een nieuw besluit moest nemen, maar het college verzocht de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 14 december 2005 behandeld.

De Voorzitter overwoog dat het verzoeker niet was toegestaan om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De Voorzitter stelde vast dat het belang van verzoeker om de uitspraak van de Afdeling af te wachten zwaarder woog dan het belang van de wederpartij bij een spoedige beslissing. De kosten voor het vervoer werden inmiddels vergoed door een stichting, waardoor de wederpartij geen nadeel ondervond van het uitblijven van een beslissing. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, en werd bepaald dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar van de wederpartij hoefde te nemen totdat er een uitspraak was gedaan in het hoger beroep.

Uitspraak

200508550/2.
Datum uitspraak: 21 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Rijnsburg,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/1021 van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 augustus 2005 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
verzoeker.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 14 juli 2004 heeft een medewerkster welzijn en publiekszaken van de gemeente Rijnsburg een aanvraag van [wederpartij] om bekostiging van het vervoer ten behoeve van schoolbezoek van zijn minderjarige [zoon] voor de oneven weken van het schooljaar 2004-2005 afgewezen.
Bij besluit van 28 december 2004 heeft verzoeker het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 augustus 2005, verzonden op 29 augustus 2005, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 oktober 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 8 november 2005.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 december 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F. Spijker, advocaat te Leiden, en mr. A.A.M. Piessens-Verbiest, ambtenaar van de gemeente Rijnsburg, en [wederpartij], bijgestaan door mr. J.K. van der Poel, gemachtigde, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoeker heeft de Voorzitter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hem wordt toegestaan de uitspraak van de Afdeling op het door hem ingestelde hoger beroep af te wachten en hij niet thans gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank door een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen die, gelet op die uitspraak, slechts kan inhouden dat het college over gaat tot bekostiging van het vervoer, terwijl verzoeker die uitspraak in hoger beroep juist ten gronde aanvecht.
2.3.     Tegenover het belang van verzoeker, zoals dat in het verzoek en ter zitting is toegelicht, staat niet een zwaarderwegend belang van [wederpartij] bij een spoedige beslissing op zijn bezwaar. De kosten voor het vervoer ten behoeve van het schoolbezoek van zijn zoon worden thans door de stichting "Willem van den Bergh Stichting" vergoed, zodat [wederpartij] geen nadeel leidt door het uitblijven van een beslissing op bezwaar hangende het hoger beroep. Niet is gebleken dat deze stichting niet bereid of in staat is deze kosten te vergoeden tot op het hoger beroep is beslist.
2.4.    Gelet hierop, dient het verzoek om een voorlopige voorziening te worden toegewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar van [wederpartij] hoeft te nemen, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Groenendijk
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2005
362.