200508550/2.
Datum uitspraak: 21 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Rijnsburg,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/1021 van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 augustus 2005 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 14 juli 2004 heeft een medewerkster welzijn en publiekszaken van de gemeente Rijnsburg een aanvraag van [wederpartij] om bekostiging van het vervoer ten behoeve van schoolbezoek van zijn minderjarige [zoon] voor de oneven weken van het schooljaar 2004-2005 afgewezen.
Bij besluit van 28 december 2004 heeft verzoeker het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 augustus 2005, verzonden op 29 augustus 2005, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 oktober 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 8 november 2005.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 december 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F. Spijker, advocaat te Leiden, en mr. A.A.M. Piessens-Verbiest, ambtenaar van de gemeente Rijnsburg, en [wederpartij], bijgestaan door mr. J.K. van der Poel, gemachtigde, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoeker heeft de Voorzitter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hem wordt toegestaan de uitspraak van de Afdeling op het door hem ingestelde hoger beroep af te wachten en hij niet thans gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank door een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen die, gelet op die uitspraak, slechts kan inhouden dat het college over gaat tot bekostiging van het vervoer, terwijl verzoeker die uitspraak in hoger beroep juist ten gronde aanvecht.
2.3. Tegenover het belang van verzoeker, zoals dat in het verzoek en ter zitting is toegelicht, staat niet een zwaarderwegend belang van [wederpartij] bij een spoedige beslissing op zijn bezwaar. De kosten voor het vervoer ten behoeve van het schoolbezoek van zijn zoon worden thans door de stichting "Willem van den Bergh Stichting" vergoed, zodat [wederpartij] geen nadeel leidt door het uitblijven van een beslissing op bezwaar hangende het hoger beroep. Niet is gebleken dat deze stichting niet bereid of in staat is deze kosten te vergoeden tot op het hoger beroep is beslist.
2.4. Gelet hierop, dient het verzoek om een voorlopige voorziening te worden toegewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar van [wederpartij] hoeft te nemen, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Groenendijk
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2005