ECLI:NL:RVS:2005:AU8736

Raad van State

Datum uitspraak
28 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503355/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • B. Klein Nulent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor loods op agrarisch perceel in Waalre

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 1 maart 2005 het beroep tegen de weigering van een bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Waalre ongegrond verklaarde. Het college had op 9 april 2002 besloten geen vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in hoofdzaken 1963" en de aanvraag voor een bouwvergunning voor het plaatsen van een loods op een agrarisch perceel af te wijzen. Dit besluit werd later door het college met een nieuwe motivering gehandhaafd, ondanks dat de rechtbank eerder had geoordeeld dat het college een nieuw besluit op bezwaar moest nemen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 21 november 2005 behandeld. De appellanten betoogden dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat er sprake was van nieuwvestiging en dat het college van gedeputeerde staten een besluit had moeten nemen. De Afdeling oordeelde dat de weigering om vrijstelling te verlenen geen besluit van het college van gedeputeerde staten vereiste en dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om de bouwvergunning te weigeren. De Afdeling bevestigde dat de loods niet paste binnen het geldende bestemmingsplan en dat de appellanten niet konden aantonen dat hun gebruik van het perceel als boomkwekerij de bouw van de loods rechtvaardigde.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Afdeling concludeerde dat het college van burgemeester en wethouders terecht had gehandeld door de gevraagde bouwvergunning te weigeren, gezien de strijdigheid met het bestemmingsplan en de beleidsvrijheid die het college had.

Uitspraak

200503355/1.
Datum uitspraak: 28 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/805 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 1 maart 2005 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Waalre.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 9 april 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Waalre (hierna: het college) besloten geen vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in hoofdzaken 1963" en derhalve de aanvraag om een bouwvergunning voor het plaatsen van een loods op het perceel [locatie], kadastraal bekend gemeente Waalre sectie […], nummer […] (hierna: het perceel) af te wijzen.
Bij besluit van 5 september 2002 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar met betrekking tot de motivering gegrond verklaard, de overige bezwaren ongegrond verklaard en het primaire besluit met een nieuwe motivering gehandhaafd.
Bij uitspraak van 23 juli 2003 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Bij besluit van 3 februari 2004 heeft het college het bezwaar met betrekking tot het zorgvuldigheidsbeginsel gegrond verklaard, de overige bezwaren ongegrond verklaard en het primaire besluit onder verbetering van de motivering gehandhaafd.
Bij uitspraak van 1 maart 2005 heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 15 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 18 april 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 mei 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 november 2005, waar [gemachtigde] in persoon, en het college, vertegenwoordigd door C.M.L. Dekkers, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Op de voorzijde van het perceel, waar het bouwplan is gesitueerd, rust ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in hoofdzaken, herziening 1963" (hierna: het bestemmingsplan) de bestemming "Agrarisch gebruik III".
Ingevolge het eerste lid van het artikel betreffende de bestemming "Agrarisch gebruik III" mogen op deze gronden woningen en andere gebouwen uitsluitend ten behoeve van een agrarisch bedrijf worden opgericht, met dien verstande dat de oppervlakte van het bouwperceel tenminste 1 ha moet bedragen, de breedte van het bouwperceel tenminste 60 m moet bedragen, de afstand tot de perceelgrens tenminste 5 m moet bedragen en tot het agrarisch bedrijf moet behoren een op het bouwperceel van de woning staande stal of schuur met een inhoud van tenminste 300 m³.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder d, van het artikel betreffende de bestemming "Agrarisch gebruik III" kunnen burgemeester en wethouders onder goedkeuring van het college van gedeputeerde staten toestaan dat er loodsen voor landbouwwerktuigen, loondorsbedrijven en dergelijke worden opgericht.
2.2.    Appellanten betogen dat uit de uitspraak van 14 november 2001, no. E01.98.0316/1, volgt dat bebouwing ten behoeve van het gebruik als boomkwekerij is toegestaan.
Het betoog faalt. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 12 oktober 2005, no.
200408882/1, ziet de uitspraak van 14 november 2001, E01.98.0316/1, uitsluitend op het agrarische gebruik van de gronden. Dat het gebruik van het perceel ten behoeve van een boomkwekerij is toegestaan, betekent echter niet dat bebouwing ten behoeve van dat gebruik op het perceel is toegestaan.
2.3.    Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat sprake is van nieuwvestiging.
Het betoog faalt. Zoals blijkt uit de uitspraak van de Afdeling van 12 oktober 2005, no.
200408882/1moet, gelet op de begripsbepaling in het Streekplan Noord-Brabant 2002 (hierna: Streekplan), de bouw van de loods als nieuwvestiging worden aangemerkt.
2.4.    Tot slot betogen appellanten dat de rechtbank heeft miskend dat het college van gedeputeerde staten gelet op het tweede lid van het artikel betreffende de bestemming "Agrarisch gebruik III" een besluit had dienen te nemen. Nu het college van gedeputeerde staten geen besluit heeft genomen, had het college volgens appellanten geen besluit tot weigering van de gevraagde vrijstelling mogen nemen.
Het betoog faalt. Anders dan appellanten betogen, is voor de weigering vrijstelling te verlenen geen besluit van het college van gedeputeerde staten vereist. Bij de toepassing van het tweede lid van het artikel betreffende de bestemming "Agrarisch gebruik III" komt het college, in aanmerking genomen de bewoordingen van dat artikel en de aard van de bevoegdheid die daarin aan het college is toegekend, een ruime mate van beleidsvrijheid toe.
Uit zowel het principe-besluit van 10 december 2003 van de Provinciale Planologische Commissie als uit het - inmiddels onherroepelijke - besluit van 28 september 2004 van het college van gedeputeerde staten blijkt dat nieuwvestiging van agrarische bedrijven op het perceel niet toelaatbaar is. Of het perceel is gelegen in de Agrarische Hoofdstructuur en niet in de Groene Hoofdstructuur, zoals appellanten betogen, maakt daarbij geen verschil. Buiten twijfel is dat de loods in beide situaties niet past binnen het in het Streekpan neergelegde beleid, hetgeen is bevestigd door de Afdeling bij voornoemde uitspraak van 12 oktober 2005.
Daarbij is het perceel omgeven door gronden gelegen in de Groene Hoofdstructuur met de aanduiding "overig bos- en natuurgebied", waarbinnen volgens paragraaf 3.4.4 van het Streekplan moet worden gezorgd voor maximale rust en ruimte voor de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.
Het college heeft gezien het voorgaande in redelijkheid kunnen besluiten geen vrijstelling voor het plaatsen van een loods te verlenen en derhalve terecht de gevraagde bouwvergunning wegens strijd met het bestemmingsplan geweigerd.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink    w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2005
218-499.