ECLI:NL:RVS:2005:AU8743

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200508127/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • F.W.M. Kooijman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 'De Doorbraak'

Op 22 december 2005 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door verzoekers tegen het besluit van de gemeenteraad van Almelo, dat op 27 januari 2005 het bestemmingsplan 'De Doorbraak' had vastgesteld. Dit bestemmingsplan betreft een watergang die zich uitstrekt over de gemeenten Wierden, Almelo en Tubbergen. Verzoekers vreesden dat de aanleg van deze watergang hun bedrijven zou bedreigen en stelden dat er onvoldoende wetenschappelijk onderzoek was gedaan naar de gevolgen voor de waterhuishouding. Ze betwijfelden ook de economische uitvoerbaarheid van het plan en wezen op het ontbreken van een aanlegvergunningenstelsel.

De Voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een dergelijke voorziening. De behandeling van de bodemprocedure kan worden afgewacht, aangezien de watergang niet kan worden aangelegd voordat het waterschap de eigendom van de percelen van verzoekers heeft verkregen. Dit vereist een procedure op grond van de Onteigeningswet, die pas kan worden gestart als het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden.

De Voorzitter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor milieu en ruimtelijke ordening verzocht om een deskundigenbericht uit te brengen voor de behandeling van de hoofdzaak. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

200508127/2.
Datum uitspraak: 22 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2005 heeft de gemeenteraad van Almelo, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2004, het bestemmingsplan "De Doorbraak" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 19 juli 2005, no. RWB/2005/556,  beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 26 september 2005, bij de Raad van State per fax ingekomen op 26 september 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 26 september 2005, bij de Raad van State per fax ingekomen op 26 september 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 december 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te  Middelharnis, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. T.A.M. van den Ende, advocaat te Zwolle, en drs. G. Rooks, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Almelo, vertegenwoordigd door J. Klompmaker, ambtenaar van de gemeente, en het dagelijks bestuur van het waterschap Regge en Dinkel, vertegenwoordigd door ing. H.J.M. Lansink en ing. P.J. Damsté, ambtenaren van het waterschap.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan heeft betrekking op een deel van de geprojecteerde watergang "De Doorbraak" die zich uitstrekt over het grondgebied van de gemeenten Wierden, Almelo en Tubbergen.
2.3.    Verzoekers stellen onder meer dat de aanleg van de watergang de bedrijven van verzoekers bedreigt. Zij zijn van mening dat de waterbeheersingsfunctie van "De Doorbraak" ten onrechte wordt gecombineerd met natuurontwikkeling. Voorts was de tracékeuze volgens hen ten onrechte niet voor wijziging vatbaar. Naar de stelling van verzoekers is onvoldoende wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding en zij vrezen dan ook wateroverlast op hun percelen. Ten slotte ontbreekt volgens hen ten onrechte een aanlegvergunningenstelsel en betwijfelen zij de economische uitvoerbaarheid van het plan.
2.4.    Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het plan goedgekeurd.
2.5.    Ter zitting is gebleken dat de in het plan voorziene watergang ter plaatse van de percelen van verzoekers niet kan worden aangelegd voordat het waterschap de eigendom van deze percelen heeft verkregen. Hiertoe dient, als minnelijk overleg vruchteloos is gebleken, een procedure op grond van de Onteigeningswet gevoerd te worden. Tot dagvaarding kan echter niet worden overgegaan voordat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden.
Gelet hierop kan de behandeling van de bodemprocedure worden afgewacht en bestaat mitsdien geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6.    Het verzoek komt niet voor inwilliging in aanmerking.
2.7.    Overigens ziet de Voorzitter, gelet op het verhandelde ter zitting, aanleiding om de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor milieu en ruimtelijke ordening te verzoeken een deskundigenbericht uit te brengen ten behoeve van de behandeling van de hoofdzaak.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Kooijman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2005
177-461.