ECLI:NL:RVS:2005:AU8772

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200510335/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • M.A.G. Stolker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhaving tegen opslag en verkoop van vuurwerk

In deze zaak hebben verzoekers, de stichting 'Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu' en een tweede verzoeker, bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo. Dit besluit, genomen op 15 december 2005, weigerde handhavend op te treden tegen de opslag en verkoop van vuurwerk in een inrichting die in gebruik is bij een vergunninghouder. De verzoekers hebben op 20 december 2005 de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 22 december 2005, waar de verzoekers en de verweerder, vertegenwoordigd door een ambtenaar van de gemeente, aanwezig waren. De Voorzitter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de inrichting niet voldoet aan de afstandseisen van het Vuurwerkbesluit, maar dat er een tijdelijke regeling is die het opslaan van maximaal 10.000 kg vuurwerk toestaat. De Voorzitter concludeert dat het college van gedeputeerde staten van Overijssel het bevoegde gezag is en dat de verweerder zich terecht onbevoegd heeft geacht om op het verzoek om handhaving te beslissen. Daarom is het verzoek afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200510335/1.
Datum uitspraak: 23 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting "Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu" gevestigd te Hengelo en [verzoeker sub 2], wonend te Hengelo,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2005 heeft verweerder het verzoek van verzoekers om handhavend op te treden tegen de opslag en verkoop van vuurwerk in de inrichting van [vergunninghouder] aan de [locatie] te [plaats] afgewezen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Bij brief van 20 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 december 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door H. Jansink, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Namens [vergunninghouder] is gehoord [gemachtigde].
2.    Overwegingen
2.1.    Verweerder acht zich in dit geval niet bevoegd tot handhaving van de inrichting en heeft daarom het verzoek afgewezen.
2.2.    Als vaststaand moet worden aangenomen dat de inrichting, die in werking is op grond van een vergunning van 3 juni 2001, onder meer niet voldoet aan de afstandeisen die ingevolge het Vuurwerkbesluit sinds 2002 gelden voor de opslag van meer dan 10.000 kg. Vergund is 17.500 kg. Het college van gedeputeerde staten van Overijssel staat evenwel toe dat in afwachting van de wijziging van de inrichting om deze geschikt te maken voor een capaciteit van 40.000 kg, ten hoogste 10.000 kg vuurwerk mag worden opgeslagen en verkocht overeenkomstig de eisen die het Vuurwerkbesluit stelt aan inrichtingen met een opslagcapaciteit van ten hoogste 10.000 kg.
2.3.    Verzoekers stellen dat niet gedeputeerde staten, maar verweerder het tot handhaving bevoegde gezag is, omdat feitelijk ten hoogste 10.000 kg vuurwerk wordt opgeslagen.
2.4.    De Voorzitter gaat er op grond van de vergunde hoeveelheid van 17.500 kg vuurwerk en gezien de capaciteitsgrens in categorie 3 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer vanuit dat gedeputeerde staten het bevoegd gezag is. Uitgaande daarvan heeft verweerder zich dan ook terecht onbevoegd geacht om inhoudelijk te beslissen op het verzoek  om handhaving. Daarom wijst de Voorzitter het verzoek af.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll    w.g. Stolker
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2005
157.