ECLI:NL:RVS:2005:AU8773

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200510339/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • M.A.G. Stolker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhavend optreden tegen opslag en verkoop van vuurwerk

In deze zaak hebben verzoekers, de stichting "Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu" en een tweede verzoeker, bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel. Dit besluit, genomen op 20 december 2005, weigerde handhavend op te treden tegen de opslag en verkoop van vuurwerk in een inrichting die in werking is op basis van een vergunning van 3 juni 2001. De verzoekers hebben de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening zijn dat de opslag van vuurwerk niet voldoet aan de geldende afstandseisen van het Vuurwerkbesluit.

Tijdens de zitting op 22 december 2005 is het verzoek behandeld. De Voorzitter heeft vastgesteld dat de inrichting, hoewel vergund voor 17.500 kg, feitelijk niet voldoet aan de afstandseisen voor opslag van meer dan 10.000 kg vuurwerk. De verzoekers betwisten de bevoegdheid van verweerder om op te treden tegen de opslag van 10.000 kg vuurwerk, maar de Voorzitter concludeert dat de gedeputeerde staten het bevoegd gezag zijn, ongeacht de feitelijke opslag.

De Voorzitter heeft overwogen dat de opslag alleen mag plaatsvinden in specifieke opslagplaatsen en dat er inspecties zullen plaatsvinden om te controleren of de hoeveelheden niet worden overschreden. Tevens is vastgesteld dat aan de afstandseisen wordt voldaan en dat een brandwerende muur is geplaatst om eerdere overtredingen op te heffen. Gezien deze overwegingen en de belangenafweging heeft de Voorzitter besloten om het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan op 23 december 2005 door de Voorzitter, mr. J.M. Boll, in tegenwoordigheid van ambtenaar van Staat, mr. M.A.G. Stolker.

Uitspraak

200510339/1.
Datum uitspraak: 23 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting "Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu", gevestigd te  Hengelo en [verzoeker] sub 2, wonend te [woonplaats],
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2005 heeft verweerder het verzoek van verzoekers om handhavend op te treden tegen de opslag en verkoop van vuurwerk in de inrichting van [vergunninghouder] aan de [locatie] te [plaats] afgewezen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij brief van 21 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 december 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door E.B.J. de Lange, mr. M.N.L. de Klappe, M.A. Hollander en A. Dam, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Namens [vergunninghouder] is gehoord [gemachtigde].
2.    Overwegingen
2.1.    Als vaststaand moet worden aangenomen dat de inrichting, die in werking is op grond van een vergunning van 3 juni 2001, onder meer niet voldoet aan de afstandeisen die ingevolge het Vuurwerkbesluit sinds 2002 gelden voor de opslag van meer dan 10.000 kg. Vergund is 17.500 kg. Verweerder staat evenwel toe dat, in afwachting van de wijziging van de inrichting om deze geschikt te maken voor een capaciteit van 40.00 kg,   ten hoogste 10.000 kg vuurwerk mag worden opgeslagen en verkocht overeenkomstig de eisen die het Vuurwerkbesluit stelt aan inrichtingen met een opslagcapaciteit van ten hoogste 10.000 kg.
2.2.    Verzoekers betwisten de bevoegdheid van verweerder ten aanzien van een inrichting waar feitelijk 10.000 kg vuurwerk wordt opgeslagen.
2.3.    De Voorzitter gaat er op grond van de vergunde hoeveelheid van 17.500 kg vuurwerk en gezien de capaciteitsgrens in categorie 3 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer vanuit dat gedeputeerde staten het bevoegd gezag is voor een inrichting waar meer is vergund dan 10.000 kg, ongeacht of die hoeveelheid ook feitelijk wordt overschreden.
2.4.    Ter beoordeling staat of bij de maximaal toegestane hoeveelheid van 10.000 kg aan de eisen uit het Vuurwerkbesluit kan worden voldaan en ook wordt voldaan.
2.5.    Ter zitting is voldoende duidelijk gemaakt dat opslag alleen mag en kan plaatsvinden in de opslagplaatsen 1, 3 en 4 zoals geregeld in voorschrift 8.54 van de vergunning (respectievelijk 4.500, 3.000 en 2.000 kg) en dat door middel van inspecties kan en zal worden geïnspecteerd of niet meer dan die hoeveelheden aanwezig zijn.
2.6.    Niet betwist is dat wordt voldaan aan de afstandeisen tot objecten buiten de inrichting zoals die gelden voor een inrichting met een opslag van ten hoogste 10.000 kg.
2.7.    Ten aanzien van de stelling van verzoekers dat de ligging van de binnendeuren niet voldoet aan de plaatsingseisen uit paragraaf 6.3 van het Vuurwerkbesluit is ter zitting gesteld dat inmiddels een brandwerende muur is geplaatst die die overtreding opheft. De aanwezigheid van die muur is bij een controle van 29 november 2005 bevestigd. De Voorzitter gaat er vanuit dat in dit opzicht thans aan het Besluit wordt voldaan.
2.8.    Ook overigens is de Voorzitter niet gebleken dat niet voldaan wordt of kan worden voldaan aan de eisen die in het Vuurwerkbesluit zijn gesteld aan de opslag en verkoop van ten hoogste 10.000 kg vuurwerk. In afweging van de betrokken belangen ziet de Voorzitter dan ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
2.9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll    w.g. Stolker
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2005
157.