ECLI:NL:RVS:2005:AU9037
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Beekhuis
- S.L. Toorenburg-Bovenkerk
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom opgelegd door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 december 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een onderneming gevestigd te [plaats], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, dat op 22 november 2005 een last onder dwangsom had opgelegd wegens overtreding van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer. Dit besluit volgde op een controlebezoek op 10 juni 2005, waarbij was geconstateerd dat verzoekster schorsafval en A en B hout tot biobrandstof verwerkte, wat volgens de verleende oprichtingsvergunning niet was toegestaan. Verzoekster betwistte de overtreding en stelde dat de activiteiten in overeenstemming waren met haar vergunning.
Tijdens de zitting op 19 december 2005, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door ing. H.H.C. Neelen en verweerder door M.M. Keltering-Schothuis en A.W. Adriaansen, werd het verzoek om voorlopige voorziening behandeld. De Voorzitter overwoog dat de motivering van het bestreden besluit niet deugde, omdat verweerder niet had kunnen vaststellen dat de overtreding nog steeds plaatsvond. De Voorzitter concludeerde dat de belangen van verzoekster zwaarder wogen dan die van verweerder en besloot de last onder dwangsom te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar.
Daarnaast werd het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoekster, die op € 644,00 werden vastgesteld, en het griffierecht van € 276,00 moest worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij bestuursbesluiten en de bescherming van de belangen van verzoekers in bestuursrechtelijke procedures.