ECLI:NL:RVS:2006:AU9045

Raad van State

Datum uitspraak
4 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503750/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Beekhuis
  • W. van Hardeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke vernietiging van handhavingsbesluit inzake uitbreiding loods en geluidshinder

In deze zaak heeft de Raad van State op 4 januari 2006 uitspraak gedaan over een handhavingsverzoek van een appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende. Het verzoek om handhaving, ingediend op 9 juni 2004, betrof een inrichting op een perceel in Heeze-Leende. Het college had op 29 september 2004 het verzoek afgewezen, waarna de appellant bezwaar maakte. Dit bezwaar werd deels gegrond en deels ongegrond verklaard in een besluit van 12 april 2005. De appellant ging hiertegen in beroep bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden aanvulde in mei 2005.

De zaak werd behandeld op 8 november 2005, waar zowel de appellant als de vertegenwoordiger van de gemeente aanwezig waren. De appellant betoogde dat het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer niet van toepassing was op zijn inrichting, omdat het stallen en onderhouden van motorvoertuigen niet als hoofdactiviteit kon worden beschouwd. De Afdeling oordeelde dat de inrichting niet onder de werkingssfeer van het Besluit viel, maar onder de op 23 januari 1996 verleende oprichtingsvergunning.

Daarnaast betoogde de appellant dat de uitbreiding van de loods in strijd was met de vergunning, en dat de geluidgrenswaarden werden overschreden. De Afdeling oordeelde dat de uitbreiding van de loods in strijd was met de vergunning en dat het bestreden besluit in dat opzicht vernietigd moest worden. Het beroep van de appellant werd gedeeltelijk gegrond verklaard, en het college werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan de appellant.

Uitspraak

200503750/1.
Datum uitspraak: 4 januari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Heeze-Leende,
en
het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2004 heeft verweerder het verzoek van appellant van 9 juni 2004 om handhavend op te treden met betrekking tot de inrichting op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: de inrichting) afgewezen.
Bij besluit van 12 april 2005, verzonden op 14 april 2005, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 26 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 28 april 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 20 mei 2005.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verweerder. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 november 2005, waar appellant, in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door M.C.I. Smits, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn [vergunninghouders] bijgestaan door mr. G.C. Kooijman, advocaat te Den Bosch, daar als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.        Appellant betoogt dat het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer (hierna: het Besluit) niet van toepassing is op de inrichting nu het stallen en onderhouden van motorvoertuigen en landbouwwerktuigen niet als hoofdactiviteit kan worden beschouwd.
Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van heden, no.
200504357/1, valt de inrichting niet onder de werkingssfeer van het Besluit maar geldt de op 23 januari 1996 krachtens de Wet milieubeheer verleende oprichtingsvergunning (hierna: de vergunning).
2.2.        Appellant betoogt dat de uitbreiding van de loods met een uitbouw in strijd is met de vergunning.
Nu, anders dan verweerder veronderstelt, de vergunning voor de inrichting geldt en deze niet voorziet in de uitbreiding van de loods, is deze uitbreiding in strijd met artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Wet milieubeheer. Verweerder heeft zich derhalve ten onrechte onbevoegd geacht handhavend op te treden. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3.        Appellant betoogt dat de geluidgrenswaarden worden overschreden en dat de stalling van landbouwwerktuigen door [belanghebbende] niet onder het toepassingsbereik van het Besluit valt.
De Afdeling stelt vast dat door verweerder handhavend wordt opgetreden tegen de door de inrichting veroorzaakte geluidhinder, nu bij besluit van 2 mei 2005 [vergunninghouder] een aantal lasten onder dwangsom is opgelegd terzake van de overschrijding van de voor de inrichting geldende geluidgrenswaarden. Deze lasten onder dwangsom ondervangen ook de eventuele geluidhinder ten gevolge van de stallingactiviteiten op het terrein van de inrichting. De Afdeling heeft in haar uitspraak van heden, no.
200504357/1, reeds overwogen dat geen grond voor het oordeel bestaat dat de desbetreffende lasten onder dwangsom niet effectief zijn.
2.4.        Appellant betoogt dat de stallingactiviteiten ten behoeve van "FNZ agri" ten onrechte niet tot de inrichting zijn gerekend.
Verweerder stelt dat deze stallingactiviteiten ten tijde van het nemen van het bestreden besluit reeds waren beëindigd.
De Afdeling is van oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat destijds binnen de inrichting nog stallingactiviteiten ten behoeve van "FNZ agri" plaatsvonden. Deze beroepsgrond faalt derhalve.
2.5.        Het beroep is gedeeltelijk gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd voor zover daarbij de afwijzing van het verzoek om handhaving ten aanzien van de uitbouw van de loods is gehandhaafd.
2.6.        Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Gelet op de gelijktijdige behandeling ter zitting met de zaak met nummer
200504357/1worden de reiskosten van appellant slechts eenmaal vergoed.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende van 12 april 2005, voor zover daarbij de afwijzing van het verzoek om handhaving ten aanzien van de uitbouw van de loods is gehandhaafd;
III.    verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
IV.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Heeze-Leende aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
V.    gelast dat de gemeente Heeze-Leende aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis    w.g. Van Hardeveld
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2006
312-492.