200505362/1.
Datum uitspraak: 18 januari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 04/1027 van de rechtbank Roermond van 13 mei 2005 in het geding tussen:
de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Bij besluiten van 23 april 2004 is namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de aan appellant verstrekte huursubsidie over de subsidietijdvakken van 1 juli 1998 tot 1 juli 2002 herzien en nader vastgesteld op nihil. Voorts is bij besluiten van gelijke datum namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister) de aan appellant verstrekte huursubsidie over de subsidietijdvakken 1 juli 2002 tot 1 juli 2004 herzien en nader vastgesteld op nihil en heeft de Minister bij besluit van 7 mei 2004 de over alle vorengenoemde tijdvakken uitbetaalde huursubsidie ten bedrage van in totaal € 15.675,96 teruggevorderd.
Bij besluit van 19 augustus 2004 heeft de Minister het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 mei 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, na doorzending door de Centrale Raad van Beroep, bij de Raad van State ingekomen op 21 juni 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 8 augustus 2005 heeft de Minister van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2005, waar de Minister, vertegenwoordigd door mr. ing. M.R. Paats, ambtenaar van het departement, is verschenen. Appellant is, met bericht, niet verschenen.
2.1. De Minister heeft bij zijn beslissing op bezwaar de intrekking en terugvordering van de huursubsidie over de in geding zijnde periodes gehandhaafd omdat uit onderzoek van het Bureau Buitenland van de Sociale Recherche gebleken is dat appellant over vermogen beschikt en dit vermogen, blijkens gegevens van de Belastingdienst, hoger is dan de geldende vermogensgrenzen voor de diverse tijdvakken.
2.2. De rechtbank heeft het beroep van appellant strekkende tot vernietiging van het bestreden besluit terecht ongegrond verklaard, omdat appellant zijn standpunt, dat hij in Turkije louter een stuk grond met daarop een oude woning van te verwaarlozen waarde bezit en mitsdien over de jaren 1998 tot en met 2004 geen vermogen zou hebben, op geen enkele wijze met stukken heeft onderbouwd. De Afdeling deelt het oordeel van de rechtbank, dat de enkele ontkenning van appellant dat hij over enig vermogen beschikt, er niet toe kan leiden dat de Minister zijn besluit niet op de onderzoeksresultaten van de Sociale Recherche en de Belastingdienst zoals die in dit verband zijn overgelegd, mocht baseren. Nu appellant geen bewijsstukken heeft overgelegd waaruit het tegendeel blijkt en hij voorts niets heeft aangevoerd dat tot een ander oordeel zou moeten leiden, is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat de Minister terecht en op goede gronden de bijdragen in het kader van de Huursubsidiewet over de genoemde tijdvakken op nihil heeft gesteld en de ten onrechte toegekende huursubsidie heeft teruggevorderd.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. De Leeuw-van Zanten
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2006