In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 januari 2006 uitspraak gedaan over een beroep tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel. Het geschil betreft de toepassing van bestuursdwang door verweerder, die op 28 juni 2004 besloot om bestuursdwang toe te passen wegens overtreding van voorschrift B.8, verbonden aan een eerder verleende veranderingsvergunning voor een inrichting voor de verwerking van geslacht pluimvee en -organen. Appellante, die in beroep ging tegen dit besluit, heeft in een eerdere procedure bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar vergunningen per 4 april 2005. De Afdeling heeft vastgesteld dat het beroep van appellante niet-ontvankelijk is, omdat het bestreden besluit op 4 april 2005 is geëxpireerd. Hierdoor heeft appellante geen processueel belang meer bij de beoordeling van haar beroep. De Afdeling heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin, waarbij de voorzitter en de leden van de Afdeling de beslissing hebben vastgesteld.