ECLI:NL:RVS:2006:AV0902

Raad van State

Datum uitspraak
1 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200505628/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • M. Oosting
  • J.G.C. Wiebenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van milieubeheer voorschriften

In deze zaak heeft de Raad van State op 1 februari 2006 uitspraak gedaan over een beroep van een appellant tegen een besluit van de gemeente Den Haag. Het geschil ontstond naar aanleiding van een last onder dwangsom die op 9 november 2004 aan de appellant was opgelegd wegens overtreding van voorschrift 1.1.1 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De gemeente verklaarde het bezwaar van de appellant tegen dit besluit op 23 mei 2005 ongegrond. Hierop heeft de appellant op 29 juni 2005 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep zijn aangevuld op 27 juli 2005. Tijdens de zitting op 3 januari 2006 waren zowel de appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat, als de gemeente aanwezig.

De Raad van State overwoog dat in het bestreden besluit van 9 november 2004 was bepaald dat, indien er gedurende een jaar na inwerkingtreding van het besluit geen dwangsom was verbeurd, het besluit ambtshalve zou worden ingetrokken. Aangezien er gedurende deze periode geen dwangsom was verbeurd, was het besluit ambtshalve ingetrokken en was de last onder dwangsom opgeheven. De appellant kon hierdoor niet aannemelijk maken dat hij nog belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De Raad van State concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200505628/1.
Datum uitspraak: 1 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2004 heeft verweerder aan onder meer appellant een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van voorschrift 1.1.1 van de bijlage bij het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit).
Bij besluit van 23 mei 2005 heeft verweerder het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 28 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 27 juli 2005.
Bij brief van 25 augustus 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 januari 2006, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J.E.L. Delissen, advocaat te Den Haag, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. J.J. Wortel, mr. E. Kunst en ing. H.C.G.M. Bastiaansen, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In het bij het bestreden besluit gehandhaafde besluit van 9 november 2004 is, voor zover hier van belang, bepaald dat, indien na het in werking treden van dit besluit gedurende een periode van één jaar geen dwangsom is verbeurd, het besluit ambtshalve is ingetrokken vanaf het moment waarop dat jaar is verstreken. Niet in geschil is dat gedurende voornoemde periode geen dwangsom is verbeurd en dat het besluit van 9 november 2004 derhalve ambtshalve is ingetrokken. Daarmee is de last onder dwangsom opgeheven. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt desondanks nog belang te hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. In dit verband overweegt de Afdeling dat de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding geeft om tot een inhoudelijke beoordeling van het beroep over te gaan.
2.2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, Voorzitter, en mr. M. Oosting en mr. J.G.C. Wiebenga, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Plambeck
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2006
159-462."