ECLI:NL:RVS:2006:AV0953

Raad van State

Datum uitspraak
25 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200509935/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake aanlegvergunning golfbaan in recreatiegebied Crimpenerhout te Krimpen aan de Lek

Op 25 januari 2006 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening die was aangevraagd door de vereniging 'Natuur- en vogelwerkgroep de Krimpenerwaard'. De vereniging had bezwaar gemaakt tegen de aanlegvergunning die op 1 maart 2005 door het college van burgemeester en wethouders van Nederlek was verleend aan Golfodrôme B.V. voor het aanleggen van een 9-holesgolfbaan met bijbehorende faciliteiten in het recreatiegebied Crimpenerhout te Krimpen aan de Lek. De vereniging vreesde dat de realisatie van het project zou leiden tot een onherstelbare aantasting van de natuur- en cultuurhistorische waarden van het gebied, dat van groot belang is voor weidevogels zoals de grutto.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 11 januari 2006. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de aanleg van de golfbaan en de bouw van het clubhuis al in een vergevorderd stadium verkeerden, met een groot deel van het terrein dat al geëgaliseerd was en sloten die gedempt waren. De Voorzitter oordeelde dat er onvoldoende grond was voor de veronderstelling dat de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. Bovendien werd opgemerkt dat er mogelijkheden zijn om onder bepaalde voorwaarden vrijstelling of ontheffing te verlenen met betrekking tot beschermde vogelsoorten.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de betrokken belangen niet opwegen tegen de reeds gemaakte voortgang van het project. Ook werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

200509935/2.
Datum uitspraak: 25 januari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de vereniging ""Natuur- en vogelwerkgroep ""de Krimpenerwaard"""", gevestigd te Gouderak,
verzoekster,
tegen de uitspraak in zaak nos. 05/7342 WRO, 05/7524, 05/7320 en 05/7529 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 november 2005 in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Nederlek.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 maart 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nederlek (hierna: het college) aan Golfodrôme B.V. (hierna: vergunninghoudster) een aanlegvergunning voor het aanleggen van een 9-holesgolfbaan met drivingrange, oefenbanen en een horecagelegenheid inclusief wandelpaden, picknickplaatsen, natuurvoorzieningen en open water in het recreatiegebied Crimpenerhout te Krimpen aan de Lek verleend.
Voorts heeft het college bij twee afzonderlijke besluiten van dezelfde datum aan vergunninghoudster onderscheidenlijk een bouwvergunning eerste fase voor het plaatsen van een golfcentrum met horecagelegenheid en driving range en een bouwvergunning voor het plaatsen van ballenvangers op het perceel, kadastraal bekend gemeente Krimpen aan de Lek, sectie B, nummers 180 tot en met 188, plaatselijk bekend C.G. Roosweg te Krimpen aan de Lek, verleend.
Bij afzonderlijke besluiten van 13 oktober 2005 heeft het college de daartegen door verzoekster gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 november 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoekster ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 2 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven van 3 en 9 januari 2006.
Bij brief van 2 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 januari 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. H.A. Steendam, advocaat te Dordrecht en [bestuurslid van verzoekster], en het college, vertegenwoordigd door M.E. Smits, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door J. de Bakker en D. Grote Beverborg.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekster betoogt dat - kort weergegeven - de voorzieningenrechter heeft miskend dat de realisering van het project zal leiden tot een onherstelbare aantasting van de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden van het betrokken gebied. Volgens haar is het gebied van groot belang voor met name weidevogels, zoals de grutto, en zullen zij hun broed-, leef- en foerageergebied kwijtraken.
2.3. Ter zitting is gebleken dat de aanleg van de golfbaan en de bouw van het clubhuis zich in een vergevorderd stadium bevinden. Het terrein is reeds voor een groot deel geëgaliseerd en sloten zijn gedempt. Het ruige weidelandschap is daarmee al grotendeels verdwenen.
2.4. Voorts kan in hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht thans onvoldoende grond worden gevonden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de aanlegvergunning en de bouwvergunningen niet mochten worden verleend. Daarbij neemt de Voorzitter mede in aanmerking dat, indien moet worden geoordeeld dat de op 2 november 2004 op grond van de Flora- en Faunawet verleende ontheffing niet verstrekkend genoeg is, gelet op de op 23 februari 2005 inwerking getreden wijziging van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, thans de mogelijkheid bestaat om, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, alsnog met betrekking tot bepaalde vogelsoorten vrijstelling of ontheffing te verlenen.
2.5. Gelet hierop en op de betrokken belangen, bestaat onvoldoende aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het daartoe strekkende verzoek wordt daarom afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2006