ECLI:NL:RVS:2006:AV1262

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200506185/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch.W. Mouton
  • P.M.M. de Leeuw-van Zanten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering registratie huwelijk in gemeentelijke basisadministratie op grond van schijnhuwelijk

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede op 23 december 2003 geweigerd om het in Marokko gesloten huwelijk tussen appellant en [partij] te registreren in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Het college heeft deze weigering gebaseerd op de stelling dat het huwelijk uitsluitend was gesloten om verblijf in Nederland voor [partij] te realiseren. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college verklaarde dit bezwaar op 14 juli 2004 ongegrond. Hierop heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank Utrecht, die op 30 mei 2005 de uitspraak van het college bevestigde en het beroep ongegrond verklaarde.

Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn standpunt herhaalde dat het huwelijk niet als schijnhuwelijk kon worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 6 december 2005 is appellant in persoon verschenen, bijgestaan door zijn zoon, terwijl het college werd vertegenwoordigd door twee ambtenaren. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak verschillende indicaties voor een schijnhuwelijk genoemd, zoals eerdere kortstondige huwelijken van appellant met vreemdelingen, een aanzienlijk leeftijdsverschil, tegenstrijdige verklaringen van appellant en [partij], en gebrekkige communicatie tussen de echtelieden.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen waren voor de conclusie dat het huwelijk een schijnhuwelijk betrof. De negatieve verklaring van de korpschef en eerdere weigeringen van huwelijken van appellant met vreemdelingen werden als zwaarwegende argumenten beschouwd. De stelling van appellant dat er voorafgaand aan het huwelijk een verklaring omtrent het gedrag was afgegeven, leidde niet tot een ander oordeel, omdat deze niet de vraag van het schijnhuwelijk behandelde. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200506185/1.
Datum uitspraak: 8 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. SBR 04/1978 van de rechtbank Utrecht van 30 mei 2005 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 december 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede (hierna: het college) geweigerd om het in Marokko gesloten huwelijk tussen appellant en [partij] te registreren in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
Bij besluit van 14 juli 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 mei 2005, verzonden op 1 juni 2005, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 12 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 19 september 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 december 2005, waar appellant in persoon, bijgestaan door zijn [zoon], en het college, vertegenwoordigd door mr. G.H.J. Gardebroek en J.W.G. van Altendijk, beiden ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
2.1. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 23 december 2003 heeft het college het verzoek van appellant om zijn huwelijk met [partij] in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie afgewezen op de grond dat het huwelijk is gesloten uitsluitend met het doel om voor [partij] verblijf in Nederland te realiseren.
2.2. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat voldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van een zogenoemd schijnhuwelijk, waarbij met recht is gewezen op de toepasselijkheid van meerdere indicaties zoals het feit dat appellant eerdere kortstondige huwelijken met vreemdelingen heeft gesloten, het forse leeftijdsverschil, de tegenstrijdige verklaringen van appellant en [partij], hun gebrekkige communicatie en het blijkbaar oppervlakkige contact tussen de beide echtelieden. Voorts heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college voor zijn besluit tot weigering van de registratie een groot gewicht heeft mogen toekennen aan de negatieve verklaring van de korpschef en aan het feit dat reeds eerder geweigerd is een voorgenomen huwelijk van appellant met een vreemdeling te voltrekken. De stelling van appellant dat de burgemeester voorafgaand aan het huwelijk een verklaring omtrent het gedrag heeft afgegeven en dat de huwelijksakte door de Nederlandse ambassade in Marokko is gelegaliseerd, leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat bij de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag en de legalisatie van de huwelijksakte niet ter beoordeling stond of sprake is van een schijnhuwelijk.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Ch.W. Mouton, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. De Leeuw-van Zanten
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2006
97-384.