ECLI:NL:RVS:2006:AV1299

Raad van State

Datum uitspraak
3 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200508135/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kern Meijel en verkoop van LPG

Op 4 april 2005 heeft de gemeenteraad van Meijel het bestemmingsplan "Kern Meijel" vastgesteld, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Dit besluit werd gevolgd door een goedkeuringsbesluit van de gedeputeerde staten van Limburg op 26 juli 2005. Verzoekers, waaronder de besloten vennootschap BK-Gas B.V. en TEM Nederland B.V., hebben op 21 september 2005 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 16 januari 2006 behandeld.

De Voorzitter overwoog dat het bestemmingsplan een uniforme regeling voor het gebruik en de bebouwing binnen de kern Meijel beoogt. Verweerder had goedkeuring onthouden aan de zinsnede "met inbegrip van verkoop van LPG" in de planvoorschriften, omdat de verkoop van LPG niet in overeenstemming zou zijn met de afstandsnormen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI). Verzoekers, die eigenaar en exploitant zijn van een tankstation, stelden dat zij de verkoop van LPG ongewijzigd willen voortzetten.

De Voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de verkoop van LPG onder het vorige bestemmingsplan niet illegaal was en verzoekers dit gebruik onder het overgangsrecht van het nieuwe plan konden voortzetten. Het verzoek werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak vond plaats op 3 februari 2006.

Uitspraak

200508135/2.
Datum uitspraak: 3 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "BK-Gas B.V.", gevestigd te Hoofddorp, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "TEM Nederland B.V. ", gevestigd te Utrecht en [verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 april 2005 heeft de gemeenteraad van Meijel, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 januari 2005, het bestemmingsplan "Kern Meijel" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 26 juli 2005, kenmerk 2005/34715, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 21 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 21 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 januari 2006, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. F.C. Hondius, mr. L.E.W. van den Bos en mr. M. Barnas, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. B.J. Bomhoff, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is daar gehoord het college van burgemeester en wethouders van Meijel, vertegenwoordigd door H.J.G. Knapen, ambtenaar van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor de kern Meijel. Met het plan wordt beoogd een eenduidige en uniforme regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen de kern Meijel op te stellen.
Bij het bestreden besluit, voor zover van belang, heeft verweerder goedkeuring onthouden aan de zinsnede "met inbegrip van verkoop van LPG" in artikel 10, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften welke bepaling als volgt luidt: "De op de plankaart als 'Verkooppunt voor motorbrandstoffen' (VM) aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden: a. handels- en bedrijfsdoeleinden ten dienste van de verkoop van motorbrandstoffen met inbegrip van verkoop van LPG".
2.3. Verzoekers zijn de leverancier van LPG aan, respectievelijk exploitant, eigenaar/verhuurder van, het tankstation aan de [locatie] te Meijel. In de milieuvergunning van het tankstation is geen beperking van de doorzet van LPG opgenomen. Feitelijk bedraagt de doorzet van LPG bij het tankstation minder dan 500 m³ per jaar.
2.4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de situatie ter plaatse niet in overeenstemming is met de ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) in acht te nemen afstandsnormen tussen tankstations en kwetsbare objecten. Om die reden had de gemeenteraad volgens verweerder de verkoop van LPG door het tankstation niet als zodanig mogen bestemmen. Volgens verweerder valt de verkoop van LPG thans onder het overgangsrecht van het onderhavige plan.
2.5. Verzoekers wensen schorsing van het goedkeuringsbesluit voorzover goedkeuring is onthouden aan de zinsnede "met inbegrip van verkoop van LPG" van artikel 10, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften. Zij stellen dat zij, in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure, duidelijkheid wensen omtrent de mogelijkheid de verkoop van LPG ongewijzigd te kunnen voortzetten.
2.6. De Voorzitter overweegt vooreerst dat in het kader van de onderhavige procedure geen plaats is voor een onderzoek naar de vraag of en zo ja, welke gevolgen uit het BEVI en het REVI moeten voortvloeien voor de bestemming en planvoorschriften die betrekking hebben op het tankstation van verzoekers. Verder is de Voorzitter uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat de verkoop van LPG op de huidige wijze onder het voorheen geldende bestemmingsplan niet illegaal plaatsvond. Er bestaat derhalve voor verzoekers geen beletsel dit gebruik thans op dezelfde voet voort te zetten onder het overgangsrecht van het voorliggende plan. Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat er geen spoedeisend belang bestaat dat het treffen van een voorlopige voorziening zou kunnen rechtvaardigen.
De Voorzitter wijst het verzoek mitsdien af.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Broekman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2006
12-482.